Publicitad E▼
abordar (v.)
aan boord gaan, enteren, instappen, opstappen, zich stoten aan, afgaan op, aanleggen, botsen, rammen, botsen tegen, stoten, aanvaren, botsen op, aanlopen tegen, oplopen tegen, aanbotsen tegen, aanstoten, aanstoten tegen, aanbotsen, bonken, caramboleren, inlopen, aanroeren, aansnijden, ter sprake brengen, toespreken, aanklampen
Publicidad ▼
Ver también
abordar (v. trans.)
abordar
abordar
care, give care (en)[Hyper.]
tratamiento[Dérivé]
abordar
abordar (v.)
acercarse, llegar, venir[Hyper.]
consignatario, destinatario[Dérivé]
abordar (v. tr.)
accoster (bateau) (fr)[Classe]
arriver en bateau (fr)[Classe]
(puerto)[termes liés]
(navío; barco de alta mar; nave; bajel; batel; barco; buque; embarcación)[termes liés]
(borde; margen; ribera; orilla; línea de la costa), (aluvión)[termes liés]
abordar (v. tr.)
heurter un obstacle (fr)[Classe]
douleur et souffrance (fr)[DomaineCollocation]
abordar (v. tr.)
abordar (v. tr.)
se prostituer (fr)[Classe]
(promoción)[termes liés]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s