Publicitad R▼
actividad (n.)
activiteit, bezigheid, aktiviteit, werkzaamheid, bedrijvigheid, drukte, actief, occupatie, werking, werkzaamheden, beweging, bereidwilligheid
actividad económica (n.)
actividad humana (n.)
actividad profesional (n.)
actividad sexual (n.)
bijslaap, cohabitatie, coïtus, copulatie, gemeenschap, geslachtsdaad, geslachtsgemeenschap, geslachtsverkeer, liefdesdaad, lijfsgemeenschap, minnespel, neukpartij, nummertje, seks, sex, wip, wippertje
actividad suplementaria (n.)
bijbaan, bijbaantje, bijbetrekking, nevenfunctie, nevenfunktie, nevenwerkzaamheden
Publicidad ▼
Actividad
Handelingstheorie
Ver también
actividad (n.)
Publicidad ▼
actividad (n.)
actividad (n.)
actividad (s. f.)
animación; actividad; ocupación; quehacer[ClasseHyper.]
animación; actividad; ocupación; quehacer; actuación; proceder; conducta; comportamiento; obras; hechos; acciones; actividades[ClasseHyper.]
ensemble des phénomènes (fr)[Classe...]
acción, actividad humana, acto, hecho, obra[Hyper.]
active, alive (en) - activo[Dérivé]
inactivity (en)[Ant.]
actividad (s. f.)
excitación[Classe]
actividad (s. f.)
phénomène biologique (fr)[ClasseHyper.]
proceso biológico - functioning, operation, performance (en)[Hyper.]
active (en)[Dérivé]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s