Publicitad D▼
adjuntar (v.)
bijsluiten, insluiten, bijdoen, bijvoegen, erbij doen, toevoegen, achternalopen, knopen, bevestigen, vastmaken, aankoppelen, hechten, aanhangen, vasthechten, assimileren, opnemen
Publicidad ▼
Ver también
adjuntar (v.)
↘ adjunto ≠ despegar, desvincular, separar
adjuntar (v.)
adjuntar (v.)
adjuntar, anexar, atar, sujetar[Hyper.]
appendage (en)[Dérivé]
adjuntar (v.)
immobilize; immobilise (en)[Classe]
adjuntar (v.)
mettre auprès de qqch en ajoutant à ce qqch (fr)[ClasseHyper.]
adjuntar, añadir[Hyper.]
sobretasa[Dérivé]
adjuntar (v.)
envelopper dans qqch qui serre, donne une forme (fr)[Classe]
insertar[Classe]
agregarse, añadirse a, aumentar[Hyper.]
inclusión[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s