Publicitad R▼
afectar (v.)
van streek brengen, influenceren, beïnvloeden, doorwerken, voorinnemen, beaanvloeden, uit te staan hebben met, aangaan, betreffen, te maken hebben met, samenhangen met, schade toebrengen, duperen, benadelen, schade berokkenen aan, schaden, beschadigen, slecht zijn voor, aantasten, blutsen, butsen, deuken, havenen, indeuken, nadeel toebrengen, schenden, breken, doorbreken, schokken, in de war maken, flippen, over zijn toeren raken, van invloed zijn op, roeren, aangedaan zijn, treffen, frapperen, raken, bewegen, hinderen, ontrieven, storen, lijden onder, diep treffen, aangrijpen, aanpakken, choqueren, onthutsen, ontstellen, ontzetten, shockeren
afectar mucho (v.)
Publicidad ▼
Ver también
afectar (v. trans.)
↘ agente nocivo, agravación, agravamiento, agudización, agudizamiento, bajón, dañino, dañoso, degradación, desventajoso, deterioro, embrutecimiento, empeoramiento, influencia, influjo, malo, molestia, nocivo, peoría, perjudicial, pernicioso, recrudecimiento
afectar (v.)
↘ acertado, atinado, chocante, conmovedor, destacado, emocionante, emotivo, enternecedor, excepcional, extraordinario, principal, saliente, sorprendente
afectar (v.)
afectar (v.)
inquietarse[Hyper.]
afectar (v.)
alterar, cambiar, cambiarse, modificar[Hyper.]
intrusión, usurpación - impacto[Dérivé]
afectar (v.)
afectar (v.)
afectar (v.)
afectar, conmover, impactar[Hyper.]
atacar[Domaine]
afectar (v.)
afectar (v. tr.)
influir sobre; afectar; influir[ClasseHyper.]
afectar, conmover, impactar[Hyper.]
influencia, influjo - influence (en) - influencia, influjo - enchufe[Dérivé]
actuar, hacer, llevar a cabo[Analogie]
afectar (v. tr.)
afectar (v. tr.)
mettre en morceaux (une chose rigide) (fr)[Classe]
rendre laid (fr)[Classe]
afectar (v. tr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,062s