Definición y significado de AIR

air (adj.)

lucht-, bovenaards, bovengronds

air (n.)

aria, aanzien, gelaatsuitdrukking, gezichtsuitdrukking, air, expressie, toon, aviatiek, luchtvaart, luchtvaartverkeer, luchtverkeer, vliegerij, vliegverkeer, vliegkunst, sfeer, atmosfeer, atm., klimaat, stemming, uitstraling, waas, karakter, allure, gezang, melodie, deun, tune, wijs, wijsje, herkenningsmelodie, kenwijsje, leader, melodiek, meloie, aardatmosfeer, lucht, sjaaltje, zefier, zefyr, windje, bries

air (v.)

luchten, uitzenden, omroepen, uitdrogen, droog worden, afdrogen, droogstoken, droogzetten, te drogen hangen, verdrogen, drogen, opdrogen, ontluchten, ventileren, wereldkundig maken, openbaar maken, bekend maken, in het openbaar brengen, reclame maken voor, overseinen, rondstralen, seinen, telegraferen, sturen, doortochten, doorwaaien

air ()

uiting, blik, expressie, fysiognomie, fysionomie, gelaatsexpressie, gelaatsuitdrukking, gezicht, gezichtsuitdrukking, uitdrukking, gevoelsuitdrukking, voorkomen, uitziend, aan de dag leggen, spuien, tot uitdrukking brengen, verwoorden, uitdrukken, onder woorden brengen, uiten, uitspreken, vertolken, betonen, betuigen, bewijzen, bekendmaken, tonen

air attack (n.)

bombardement, bombardering, luchtaanval, luchtactie, luchtbombardement

air-attack warning (n.)

luchtalarm

air base (n.)

luchtbasis  (armee;heer), luchtmachtbasis, vliegbasis  (armee;heer)

air base (n.) (army)

luchtbasis  (armee;heer), luchtmachtbasis, vliegbasis  (armee;heer)

air battle (n.)

luchtgevecht, luchtslag

air bed (n.) (American)

luchtbed, luchtmatras

air-bed (n.) (British)

luchtbed, luchtmatras

air bladder (n.)

visblaas, zwemblaas

air bubble (n.)

luchtbel

air castle (n.)

rêverie

air cell (n.)

blaasje, longblaasje

air cleaner (n.)

luchtfilter, luchtzuiveringsinstallatie

air-conditioned (adj.)

geklimatiseerd, met airconditioning

air conditioner (n.)

airco, airconditioner, airconditioning, air-conditioning, klimaatregelaar, klimaatregeling

air-conditioner (n.)

airco, airconditioner, airconditioning, air-conditioning, klimaatregelaar, klimaatregeling

air conditioning (n.)

airco, airconditioner, airconditioning, air-conditioning, klimaatbeheersing, klimaatregelaar, klimaatregeling

air-conditioning (n.)

airconditioning, klimaatregeling

air connection (n.) (abstract)

luchtroute, luchtverbinding  (abstract), luchtweg, vaarweg, vliegroute, vliegverbinding  (abstract), vluchtroute

air-cooled (adj.)

luchtgekoeld

air crash (n.)

vliegongeval, vliegramp, vliegtuigongeluk

air current (n.)

luchtstroom, wind, windje

air cushion (n.)

luchtkussen

air-cushion vehicle (n.)

hovercraft, luchtkussenboot, luchtkussenvaartuig, luchtkussenvoertuig, zweefboot

air defence (n.) (British)

luchtbescherming, luchtverdediging

air defense (n.) (American)

luchtbescherming, luchtverdediging

air disaster (n.)

vliegongeval, vliegramp, vliegtuigongeluk

air embolism (n.)

caissonziekte, decompressieziekte, duikersziekte

air fight (n.)

luchtgevecht, luchtslag

air filter (n.)

luchtfilter, luchtzuiveringsinstallatie

air force (n.)

luchtmacht, luchtstrijdkrachten

air force officer (n.)

legeraanvoerder, legerbevelhebber, legercommandant, legerleider, splitshamer, veldheer

air gun (n.)

windbuks

air-gun (n.)

luchtbuks

air hammer (n.)

boorhamer, luchtdrukhamer, luchthamer

air hole (n.)

bijt, wak, windgat

air hostess (n.)

stewardess

air hostess (n.) (spéc. anglais britannique)

gastvrouw, stewardess

air inlet (n.)

fietstocht, schnorkel, snorkel

air-inlet (n.)

fietstocht, schnorkel, snorkel

air intake (n.)

fietstocht, schnorkel, snorkel

air-intake (n.)

luchtinlaat, luchtopname

air lane (n.)

luchtroute, luchtverbinding  (abstract), luchtweg, vaarweg, vliegroute, vliegverbinding  (abstract), vluchtroute

air letter (n.)

luchtpostbrief

air line (n.) (abstract)

luchtroute, luchtverbinding  (abstract), luchtweg, vaarweg, vliegroute, vliegverbinding  (abstract), vluchtroute

air liner (n.)

passagiersvliegtuig, verkeersvliegtuig

air lock (n.)

windveer

air-lock (n.)

luchtbel

air marshal (n.) (spéc. anglais britannique)

luitenant-generaal

air mattress (n.)

luchtbed, luchtmatras

air mile (n.)

knoop, zeemijl

air out (v.)

doortochten, doorwaaien, luchten, ontluchten

air plant (n.)

epifyt, gastplant, parasietplant, woekerplant

air pollution (n.)

luchtverontreiniging, luchtvervuiling

air power (n.)

vliegkunst

air pressure (n.) (physics)

luchtdruk  (fysica;nat.)

air pump (n.)

luchtpomp, vacuümpomp

air-pump (n.)

aanjager, compressor, luchtpomp, perspomp

air raid (n.)

bombardement, bombardering, luchtaanval, luchtactie, luchtbombardement

air-raid (n.)

luchtaanval

air-raid precautions (n.)

luchtbescherming, luchtverdediging

air-raid protection (n.)

luchtbescherming, luchtverdediging

air-raid shelter (n.)

schuilkelder

air-raid warning (n.)

luchtalarm

air reconnaissance (n.)

fotoverkenning, luchtverkenning

air release valve (n.)

ontluchtingsklep, uitlaatklep, ventilatieklep

air resistance (n.) (physics)

luchtweerstand  (fysica;nat.)

air rifle (n.)

luchtbuks, windbuks

air route (n.)

luchtroute, luchtverbinding  (abstract), luchtweg, vaarweg, vliegroute, vliegverbinding  (abstract), vluchtroute

air sac (n.)

blaasje, longblaasje

air shaft (n.)

luchtschacht

air sick (adj.)

zeeziek

air sickness (n.)

luchtziekte

air sock (n.)

windzak

air space (n.)

luchtruim

air speed (n.)

vliegsnelheid

air station (n.)

luchtbasis  (armee;heer), luchtmachtbasis, vliegbasis  (armee;heer)

air terminal (n.)

aankomsthal

air-to-air (adj.)

lucht-lucht-

air-to-ground (adj.)

lucht-grond-

air-to-surface (adj.)

lucht-grond-

air traffic (n.)

luchtverkeer

air traffic control (n.)

luchtverkeersleiding

air-traffic control (n.)

verkeersleiding, vluchtleiding

air-traffic controle tower (n.)

controletoren, kontroletoren, verkeerstoren

air-traffic controller (n.)

luchtverkeersleider

air transport (n.)

luchtvervoer

air travel (n.)

aviatiek, luchtvaart, luchtvaartverkeer, luchtverkeer, vliegerij, vliegkunst, vliegverkeer

air valve (n.)

klep, luchtklep, ventiel

air vent (n.)

fietstocht, schnorkel, snorkel

air well (n.)

luchtschacht

air-well (n.)

luchtschacht

be in the air (v.)

in de lucht hangen

blue air (n.)

lucht, zee

by air (adv.)

per luchtpost

country air (n.)

buitenlucht, frisse lucht, laar

hot air (n.)

gebakken lucht

keep up in the air (v.)

aan het lijntje houden

open air (n.)

buitenlucht, frisse lucht, laar

open-air (adj.)

buiten-, openlucht-, openlucht{#169}

take the air (v.)

in . lopen

travel by air (v.)

het vliegtuig nemen

walk on air (v.)

dansen van vreugde, in de wolken zijn, in de zevende hemel zijn, opgewonden zijn/raken, verkneukelen, verkneuteren