Definición y significado de ANIMAL

animal (adj.)

animaal, dierlijk, dier-, dieren-, dierlijke, lomp, pummelachtig, klungelig

animal (n.)

beest, bruut, dier, gedierte, schepsel, creatuur, dierlijk, domkop, ei, oen, stomkop, sukkel, idioot, idiote, imbeciel, dwaas, dwaze, zot, mongol, debiel, zwakzinnige, nietsnut, lomperd, domoor, stommeling, oetlul, uilskuiken, stommerik, ezel, cretin, kannibaal, natuurmens, rabauw, wilde, woesteling, bullebak, dikkop, oliebol

animal bovino (n.)

rund, rundvee

animal con piel (n.)

pelsdier

animal de carga (n.)

lastdier

animal de compañía (n.)

huisdier, lieveling, lievelingsdier, schootkind

animal de felpa (n.)

knuffelbeest, knuffeldier, speelgoedbeest

animal de laboratorio (n.)

proefdier

animal de peluche (n.)

knuffelbeest, knuffeldier, speelgoedbeest

animal doméstico (n.)

geacclimatiseerd dier, huisdier

animal fabuloso (n.)

fabeldier

animal marino (n.)

zeedier

animal nocturno (n.)

nachtdier

animal salvaje (n.)

wild dier

especie animal (n.)

diersoort

grasa animal (n.)

dierlijk vet

mundo animal (n.)

dierenrijk

psicología animal (n.)

dierenpsychologie