Publicitad R▼
apretar (v.)
bekneld raken, dichthouden, neerdrukken, op elkaar pakken, stevig vasthouden, duwen op, drukken op, indrukken, knijpen in, vastknijpen, vastklemmen, knijpen, afknellen, knellen, spannen, wringen, bijten, dichtknijpen, aandrukken, vastdrukken, klemmen, inklemmen, toeknijpen, omklemmen, omsluiten, omspannen, omstrengelen, omvatten, vastgrijpen, vasthouden, samenduwen, samenpersen, samendrukken, komprimeren, comprimeren, ineenkrimpen, ineenkronkelen, samentrekken, verengen, vernauwen, versmallen, verstevigen, mesten, proppen, inproppen, vetmesten, douwen, drukken, opschuiven, persen, aanduwen, duwen, tegengesteld zijn, omverslaan, vellen, neerslaan, neerhalen, slechten, neertrekken, omrukken, omslaan, omsmijten, omverrennen, omverrukken, vloeren, omduwen, omgooien, omkantelen, omstoten, omtrekken, omverduwen, omvergooien, omverstoten, omvertrekken, omverwerpen, omwerpen, laten zakken, neerlaten, omlaaghalen, dichtmaken, dichtstoppen, stoppen, dichten, afdichten, tamponneren, aandraaien, dichtknopen, strakker doen worden, afzetten, samenballen, dichtklemmen, vatten, nemen, de armen strengelen om, tegen zich aan drukken, de armen slaan om, in de armen sluiten, aannemen, aanvatten, aanpakken, vastbijten, samendrommen, beetkrijgen, beetnemen, beetpakken, grijpen, pakken
apretar ()
naar bed gaan met, bijslapen, cohabiteren, de geslachtsdaad verrichten, geslachtsgemeenschap hebben, neuken, slapen met, vrijen, aanschroeven, bedvogelen, bekennen, bibberen, bonken, bonzen, coïteren, dreutelen, emmeren, figuurzagen, flensen, fleppen, fokken, de liefde bedrijven, ketsen, kezen, kieren, knarren, nemen, pakken, palen, pezen, pompen, rammen, rampetampen, rollebollen, schroeven, seksen, slapen, soppen, vastschroeven, vogelen, vozen, beminnen, wippen, poepen, liefhebben, minnen, uitschroeven, afschroeven
apretar dando vueltas (v.)
apretar el paso (v.)
apretar en los brazos (v.)
aannemen, aanpakken, aanvatten, de armen slaan om, de armen strengelen om, in de armen sluiten, nemen, stevig vasthouden, tegen zich aan drukken, vastbijten, vatten
apretar la mano (v.)
apretar ligeramente (v.)
afknellen, bijten, knellen, knijpen, knijpen in, spannen, vastklemmen, vastknijpen, wringen
Publicidad ▼
Ver también
apretar (v. trans.)
↘ abarrotado, achuchón, alicates, atestado, atiborrado, atresia, bomba de aire, compresión, compresor, comprimible, constricción, de bote en bote, empuje, empujón, estenosis, estrechamiento, estrés, hasta los topes, lleno hasta el borde, lleno hasta los topes, pinza, pinzas, presión, repleto, tenacillas, tenaza, tenazas, tensión, tirantez ≠ arrastrar, desabrochar, estirar, tirar
apretar (v.)
↘ asimiento, caída, hachador, leñador, limitación, limitativo, restricción, restrictivo
apretar
↘ acto sexual, ayuntamiento, coito, concúbito, congreso, contacto sexual, cópula, copulación, fornicación, parentela, qualifier, relación, relaciones sexuales, relación sexual, sexo
apretar
acoplar, aparear, emparejarse[Hyper.]
casquete, follada, follaje, jodedera, jodienda, kiki, polvo - love, love life, lovemaking, making love, sexual love (en) - álveo, cama, cauce, lecho, madre, yacija - erotic love, love, sexual love (en) - lover (en) - fucker (en)[Dérivé]
abrazar, besarse - arcaísmo[Domaine]
apretar (v.)
estar, ser[Hyper.]
apretar (v.)
hacer caer[Classe]
acostar[Classe]
détruire, mettre à bas une construction (fr)[ClasseHyper.]
(fuerza)[Caract.]
apretar (v.)
aturar; obturar; taponar; tapar[ClasseHyper.]
aturar; obturar; taponar; tapar[ClasseHyper.]
remplir complètement qqch (fr)[Classe]
close, fill up (en) - colmar, cubrir, llenar, rellenar, tapar[Hyper.]
tapón[Dérivé]
enter, infix, insert, introduce (en)[Domaine]
apretar (v.)
alterar, cambiar, cambiarse, modificar[Hyper.]
agarrotamiento[Dérivé]
apretar (v.)
apretar (v.)
squeeze (en)[Hyper.]
apretar (v.)
serrer dans les bras (fr)[Classe]
apretar (v.)
apretar (v.)
apretar (v.)
apretar (v.)
apretar (v. tr.)
apretar (v. tr.)
manosear; tocar[Classe]
pincer (fr)[Classe]
aferrar, agarrar, agarrarse, asir, empuñar[Hyper.]
squeeze, squeezing (en) - pinch, tweak (en) - pinza - escurrimiento[Dérivé]
apretar (v. tr.)
apretar (v. tr.)
rendre moins considérable (un volume) (fr)[Classe]
contracter (un muscle) (fr)[ClasseParExt.]
achicar; estrechar[Classe]
angostar, apretar, contraerse, estirarse, estrechar, estrecharse, tensarse[Hyper.]
acción de planchar, apretón, estrujado, estrujón, plancha, planchado, prensado, presión, prosecución, tensión - compresión - contracture (en) - astricción, contracción, convulsión - constricción - boa constrictor, constrictor (en) - bomba de aire, compresor - contractile organ, contractor (en) - contracción - comprimible - compresible[Dérivé]
apretar (v. tr.)
remplir complètement qqch (fr)[Classe]
foule (fr)[termes liés]
apretar (v. tr.)
apretar (v. tr.)
apretar (v. tr.)
cambiar de lugar, colgar en otro sitio, correr, desplazar, mover, trasladar[Hyper.]
empujón, impulsión - carrito, cochecito, cochecito de bebé, cochecito de niño, coche silla, sillita de niño - fuerza - empuje, empujón - violento[Dérivé]
apretar, prensar, presionar, pulsar - mover, moverse, trasladar - apretar, empujar[Domaine]
apretar (v. tr.)
apretar, prensar, presionar, pulsar[Hyper.]
empujón, impulsión[Dérivé]
apretar, empujar - push (en)[Domaine]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,125s