Publicitad E▼
avanzar (v.)
vooruitkomen, aflopen op, toelopen op, zich voortbewegen, vooruitgaan, voortgaan, oprukken, avanceren, doorlopen, doormarcheren, voortschrijden, voorttrekken, schuiven, verder lopen, opschieten, verder komen, vlotten, vorderen, vorderingen maken, verlopen, verstrijken, vliegen, voorbijglijden, vervliegen, doorkomen, omgaan, omkomen, slijten, verglijden, vervlieden, vlieden, ertussen liggen, voorbijgaan, stromen, continueren, gecontinueerd, vervolgen, voortbouwen, voortgezet, voortzetten, voorschieten, lenen, vooruitbetalen, zich melden bij, afkomen, opdagen, bevriend zijn met, in het gezin opnemen, cultiveren, bevorderen, verzorgen
avanzar ()
Publicidad ▼
Ver también
avanzar (v. intr.)
↘ chapoteo, oleaje ≠ alejarse, andar de espaldas, apartarse, dar un paso hacia atrás, ir hacia atrás, moverse hacia atrás, recular, retirarse, retroceder
avanzar (v.)
avanzar (v.)
alentar, animar[Hyper.]
cría, educación - nurture, raising, rearing (en) - fosterage, fostering (en)[Dérivé]
avanzar (v. intr.)
aller en avant (fr)[Classe]
faire preuve de courage (fr)[ClasseParExt.]
avanzar (v. intr.)
avanzar (v. intr.)
avanzar (v. intr.)
avanzar (v. intr.)
déborder (pour un liquide) (fr)[Classe]
mettre en tout point dessus (fr)[Classe...]
(onda)[termes liés]
avanzar (v. intr.)
avanzar (v. intr.)
prêter de l'argent (fr)[Classe]
dar prestado, dejar, prestar[Hyper.]
adelanto, anticipo[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,032s