Publicitad E▼
burro (n.)
imbeciel, ezel, grauw, grauwtje, steenezel, houtbok, schraag, zaagbok, achterwiel, joetje, knaak, rijksdaalder, riks, tientje, dikkop, oliebol, steiloor, domkop, ei, oen, stomkop, sukkel, idioot, idiote, dwaas, dwaze, zot, mongol, debiel, zwakzinnige, nietsnut, lomperd, domoor, stommeling, oetlul, uilskuiken, stommerik, cretin
mosca de burro (n.)
Publicidad ▼
burro (n.)
burro (s.)
burro; borrico; jumento; pollino; asno; rucio[ClasseHyper.]
Equus, genus Equus (en)[membre]
asno, burro[Hyper.]
burro (s.)
burro (s.)
personne stupide (fr)[Classe]
burro (s.)
personne bourrue (fr)[ClasseParExt.]
personne stupide et entêtée. (fr)[ClasseHyper.]
burro (s.)
Equus, genus Equus (en)[membre]
équido, equino[Hyper.]
burro (s.)
ingenuo; inocentón; ingenua; inocentona[ClasseParExt.]
personne stupide (fr)[Classe]
Contenido de sensagent
computado en 0,031s