Definición y significado de CARTA

carta (n.)

epistel, kaart, speelkaart, menukaart, spijskaart, spijslijst, menu, handvest, statuut, brief, schrijven, missive, aangetekende zending, aangetekende post met bewijs van ontvangst, aangetekend poststuk, hitlijst, zeekaart

carta ()

kaart, landkaart, sterrenkaart, hemelkaart, zeekaart

carta adjunta (n.)

begeleidende brief, bijlage, geleidebrief

carta amorosa (n.)

liefdesbrief, minnebrief

carta blanca

de vrije hand

carta blanca (n.)

blancovolmacht, carte blanche

carta conminatoria (n.)

dreigbrief

carta de agradecimiento (n.)

bedankbrief

carta de ajuste (n.)

testbeeld

carta de amor (n.)

liefdesbrief, minnebrief

carta de crédito (n.)

accreditief, akkreditief, bankpas, betaalkaart, creditcard, girobetaalkaart, girocheque, girokaart, kredietbrief, kredietkaart

carta de flete (n.)

charter, chartertoestel, chartervliegtuig, handvest, vrijbrief

Carta de las Naciones Unidas (n.)

Handvest van de Verenigde Naties

carta de pésame (n.)

condoléancekaart

carta de porte (n.)

vrachtbrief

carta de reclamación de pago (n.)

aanmaning, herinnering, maanbrief

carta de recomendación (n.)

aanbevelingsbrief

carta de solicitud (n.)

sollicitatiebrief

carta marina (n.)

zeekaart

carta recordatoria (n.)

aanmaning, herinnering, maanbrief

carta urgente (n.)

expresbrief, spoedbericht

papel de carta (n.)

briefpapier, bureaubehoeften, correspondentiepapier, kantoorbehoeften, kantoorbenodigdheden, memo, memoblaadje, postpapier, schrijfbehoeften, schrijfbenodigdheden, schrijfgarnituur, schrijfgereedschap, schrijfgerei, schrijfpapier, schrijfwaren

tomar carta de naturaleza (v.)

gewoon worden, inburgeren, ingeburgerd raken

Carta

Brief