Publicitad E▼
como
como (adj.)
como (adv.)
cómo (adv.)
como ()
zoals, evenals, als, want, daar, omdat, vermits, voorzover, doordat, gezien het feit dat, aangezien, lijkend op, gelijk, net als, hoe, op welke manier, dichtbij, bij, in de buurt van, vlak bij, ongeveer, ruw, bij benadering, omstreeks, circa, omtrent, om en nabij, plusminus, zowat, min of meer, grofweg, ruwweg, bijna, nagenoeg, vrijwel, zo goed als, rond, dicht bij, enigszins, zoiets als
comer (v.)
opeten, eten, maaltijden, tafelen, aantasten, invreten, uitbijten, aanvreten, afkluiven, afknagen, kluiven, kluiven aan, kluiven op, knagen op, inbijten, uitvreten, afsabbelen, knabbelen, lurken, knagen, lunchen, het middageten gebruiken, middageten, dineren, zich voeden met, vreten, leven van, dis, maal, maaltijd
comer ()
als maal gebruiken, knagen aan, wegvreten, slijten, eroderen
como amigos (adv.)
als vrienden, amikaal, kameraadschappelijk, vriendschappelijk
como corresponde (adv.)
adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, convenabel, deugdelijk, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, juist, naar behoren, netjes, oorbaar, pasasend, passend
como ejemplo (adj.)
como es debido (adv.)
adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, convenabel, deugdelijk, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, juist, naar behoren, netjes, oorbaar, pasasend, passend
como hermana (adv.)
como las propias rosas (adj.)
como máximo (adv.)
alleen maar, gewoon, hoogstens, hooguit, maximaal, op zijn hoogst, op zijn laatst, slechts, ten hoogste, uiterlijk
como mínimo (adv.)
como mucho (adv.)
alleen maar, gewoon, hoogstens, hooguit, maximaal, op zijn hoogst, slechts, ten hoogste
como por arte de birlibirloque (adv.)
como por arte de encantamiento (adv.)
como por arte de magia (adv.)
como por arte del diablo (adv.)
como por encanto (adv.)
como por ensalmo (adv.)
como quien dice (adv.)
a.h.w. (afkorting;verkorting), als het ware, bij wijze van spreken, om zo te zeggen, zogezegd
como resultado de
como si fuera (adv.)
a.h.w. (afkorting;verkorting), als het ware, bij wijze van spreken, om zo te zeggen, zogezegd
como sigue (adv.)
como tampoco (adv.)
como un niño (adv.)
como un púber (adv.)
como un rayo (adv.)
como un relámpago (adj.)
como un relámpago (adv.)
como una cuba (adj.) (colloquial)
beschonken, bezopen (gemeenzaam), dronken, ladderzat (gemeenzaam), stomdronken, straalbezopen (gemeenzaam), zat (gemeenzaam)
como una flor (adj.)
como una mona (adj.)
beschonken, bezopen (gemeenzaam), dronken, ladderzat (gemeenzaam), straalbezopen (gemeenzaam), zat (gemeenzaam)
como una niña (adv.)
como unas pascuas (adj.)
dolblij, dolgelukkig, overgelukkig, zielsblij, zielsgelukkig
dar de comer (v.)
hacer ruidos al comer (v.)
hora de comer (n.)
etenstijd, koffietijd, lunchpauze, lunchtijd, middag, middagpauze, schaftuur
listo para comer (adj.)
lugar para comer (n.)
café-restaurant, eetgelegenheid, eethuis, eethuisje, eettent, horecabedrijf, restaurant, restauratie
sitio para comer (n.)
café-restaurant, eetgelegenheid, eethuis, eethuisje, eettent, horecabedrijf, restaurant, restauratie
Publicidad ▼
Como
Como (stad)
Ver también
comer (v.)
↘ alimentación, alimenticio, alimentoso, comedor, conservación, degustación, entretenimiento, mantenimiento, nutritivo, papeo, sostenimiento, suministro, sustentación ↗ sustento
comer (n.)
↗ alimentarse con, alimentarse de, comerse, jamar, jamarse, nutrirse con, nutrirse de
Publicidad ▼
como
congener (en)[Similaire]
como
como (conj. de sub.)
como (conj. de sub.)
como (prep.)
en tant que (fr)[Classe]
cómo
como[Dérivé]
cómo
adv. interrogatif (fr)[Classe]
cómo (adv.)
cómo (adv.)
cómo (adv.)
pourquoi (fr)[Classe]
cómo (adv.)
adv. interrogatif (fr)[Classe]
¡cómo! (adv.)
exclamation d'étonnement (fr)[Classe]
comer
comer
abîmer par usure (fr)[Classe]
comer (n.)
alimentación; suministro[ClasseHyper.]
comer (v.)
mascar, masticar - dar un bocado, morder[Hyper.]
roedor[Dérivé]
comer (v.)
se munir de qqch (fr)[Classe]
approvisionner qqch (fr)[Classe]
action d'incorporer qqch à autre chose (fr)[Classe...]
manger (pour les animaux) (fr)[Classe]
comer; comerse; jamar; jamarse[Classe]
moteur (objet) (fr)[DomaineCollocation]
aliment (fr)[GenV+comp]
consumir, ingerir, tomar[Hyper.]
comida, sustento[GenV+comp]
alimentación, comer, comida, degustación, papeo, suministro - alimentación, provisiones - comedor[Dérivé]
comer, comerse, jamar, jamarse[Domaine]
comer (v.)
comer; comerse; jamar; jamarse[Classe]
manger (pour l'humain) (fr)[Classe]
comer (v.)
abîmer par usure (fr)[Classe]
comer (v. intr.)
manger selon l'heure de la journée (fr)[Classe]
(almuerzo; comida)[Thème]
comer, comerse, jamar, jamarse[Hyper.]
lunching (en) - almuerzo, comida - luncher (en)[Dérivé]
comer (v. tr.)
comer; comerse; jamar; jamarse[ClasseHyper.]
consumir, ingerir, tomar - comer, comerse, jamar, jamarse[Hyper.]
alimentación, comer, comida, degustación, papeo, suministro - eater (en) - comedor[Dérivé]
alimentarse con, alimentarse de, comer, comerse, jamar, jamarse, nutrirse con, nutrirse de - mascar, masticar - chascar, comerse, deglutir, devorar, engullir, ingurgitar, tragar, tragarse[Domaine]
Contenido de sensagent
computado en 0,063s