Publicitad D▼
dejar (adv.)
dejar (v.)
in de steek laten, maken, neerkwakken, stoppen, toestaan, afstaan aan, achterwege laten, afstappen van, afstellen, laten schieten, nalaten, prijsgeven, opgeven, laten varen, achterlaten, ontslag nemen, verlaten, terugtreden, uittreden, aftreden, een ambt neerleggen, een funktie neerleggen, een functie neerleggen, neerleggen, ontslag indienen, legateren, vermaken, laten, legeren, afreizen, wegrijden, vertrekken, voorbijzien, ontgaan, over het hoofd zien, overslaan, overspringen, skippen, vergeten, weglaten, neerzetten, weggaan, ophouden met, oiphouden, onderbreken, afbreken, ophouden, bea aindigen, stoppen met, afblijven, ingaan op, permitteren, vergunnen, veroorloven, approberen, fiatteren, de bevoegdheid geven, autoriseren, autorizeren, goedkeuren, afstaan, uitvallen, wijken voor, bijdraaien, bijtrekken, meegeven, toegeven aan, tegemoetkomen aan, zwichten voor, bezwijken voor, abandonneren, loslaten, uitval, desisteren, abstineren, onthouden, zich onthouden, sparen, inslaan, bergen, hamsteren, instuwen, opbergen, stockeren, stouwen, wegbergen, weghangen, wegleggen, wegzetten, opslaan, verzamelen, in reserve houden, uitvoegen, uitgaan, ontsnappen, dokken, over de brug komen, opleveren, overhandigen, uitleveren, overgeven, overleveren, uitspreken, aangeven, te leen geven, uitlenen, lenen, deserteren, overlopen, opdoeken, opheffen, afstappen, kappen, ophouden met werken, zetten, deponeren, doen, leggen, opstellen, steken, poseren, afschaffen, supprimeren, opzeggen, afzweren, laten vallen, zich vergeten, overlaten, met rust laten, doorlaten, dulden, tolereren, toelaten, storten
dejado (n.)
slons, smeerlap, viezerik, floddermadam, morsebel, voddenbaal
dejar a (v.)
achterlaten, afstaan aan, bedenken met, laten, overlaten aan
dejar a salvo de (v.)
behoeden voor, beschermen tegen, vrijwaren tegen, vrijwaren voor
dejar a un lado
dejar a un lado (v.)
dejar aparte (v.)
dejar atrás a (v.)
achter zich laten, overstijgen, uitsteken boven, uitstijgen boven, voorbijstreven
dejar caer (v.)
eruit flappen, laten vallen, neergooien, neerploffen, neervallen, neerzakken, neerzinken, ontglippen, ontvallen, overslaan, per ongeluk uiten, ploffen, uitroepen, zich laten ontvallen, zich verspreken
dejar cesante (v.)
dejar confuso (v.)
dejar confuso a (v.)
dejar constancia de (v.)
dejar de
abandonneren, afschaffen, afzweren, bea aindigen, beëindigen, laten vallen, loslaten, oiphouden, onderbreken, ophouden, opzeggen, stoppen, supprimeren, weggaan
dejar de (v.)
achterlaten, achterwege laten, afstappen van, afstellen, het bijltje erbij neerleggen, kappen met (informeel), laten schieten, laten varen, nalaten, opgeven, ophouden met, prijsgeven, stoppen met, uitscheiden met, verlaten
dejar de lado (v.)
afpoeieren, buiten beschouwing laten, ignoreren, negeren, opzijzetten, overslaan, overspringen, passeren, skippen, terzijde schuiven, wegcijferen, wegdenken, wegdrukken, wegwuiven
dejar el campo libre (v.)
de vrije hand laten, laten begaan, laten betijen, vrij spel geven
dejar el trabajo (v.)
het werk neergooien, het werk neerleggen, het werk platleggen, het werk stilleggen, in staking gaan
dejar embarazada
dejar embarazada (v.)
dejar en la calle (v.)
dejar en paz
dejar en paz (v.)
dejar en prenda (v.)
dejar encinta (v.)
dejar entrever (v.)
dejar escapar
dejar escapar (v.)
eruit flappen, per ongeluk uiten, uitroepen, zich laten ontvallen, zich verspreken
dejar escuchar (v.)
dejar estupefacto (v.)
afbluffen, aftroeven, bevreemden, epateren, overbluffen, overtreffen, overtreffen in, perplex doen staan, schokken, verbazen, verbijsteren, versteld doen staan, verwonderen
dejar frío a (v.)
dejar hacer (v.)
de vrije hand laten, laten begaan, laten betijen, vrij spel geven
dejar la vez a (v.)
dejar las cosas como son (v.)
dejar las manos libres (v.)
de vrije hand geven, de vrije hand laten, laten begaan, laten betijen, vrij spel geven
dejar para el dia del juicio (v.)
dejar para el dia del juicio final (v.)
dejar para el dia del juicio por la tarde (v.)
dejar para más tarde (v.)
dejar para otro día (v.)
dejar pasar
dejar pasar (v.)
dejar pasmado (v.)
dejar pegado a la pared (v.)
dejar pelado a (v.)
dejar perpleja (v.)
afbluffen, aftroeven, overbluffen, overtreffen, overtreffen in
dejar perplejo (v.)
bedonderen (gemeenzaam), bedotten, bedriegen, beduvelen (gemeenzaam), beetnemen, belazeren (gemeenzaam), besodemieteren (gemeenzaam), bezwendelen, bij de neus nemen, dubbel spel spelen met, een poets bakken, een streek uithalen, epateren, foppen, iemand om de tuin leiden, in verwarring brengen, kattekwaad uithalen, misleiden, om de tuin leiden, op het verkeerde been zetten, oplichten, perplex doen staan, puzzelen, te slim af zijn, van de wijs brengen, verbaasd doen staan, verbazen, verbijsteren, verbluffen, versteld doen staan, verwonderen, voor de gek houden, voor een raadsel plaatsen
dejar que ruede la bola (v.)
dejar que u.c. siga su curso (v.)
dejar salir (v.)
dejar sentir su efecto (v.)
dejar sin respiración (v.)
dejar sitio (v.)
dejar tieso (v.)
doden, koud maken, likwideren, liquideren, moorden, om zeep helpen (gemeenzaam), van kant maken, vermoorden
dejar tranquilo (v.)
dejar varado (v.)
dejar vislumbrar (v.)
no dejar frío a (v.)
sin dejar rastro (adv.)
Publicidad ▼
Ver también
dejar (v. trans.)
↘ cesión ↗ herencia, legado ≠ desheredar, en serio tomar, exheredar, fijarse en, poner atención, prestar atención, renegar, tomar a pecho, tomar en serio, tomarse a pecho, tomarse en serio
dejar (v.)
↘ abandono, abastecimiento, aprovisionamiento, autorización, autorizamiento, biblioteca pública, cesación, cese, mutuo, pasaporte, pase, prestación, préstamo, suspensión ↗ plaza ≠ adentrarse, calificar de inservible, consumir, continuar, declinar, descartar, desechar, desestimar, echar abajo, entrar, entrar en, imposibilitar, ingerir, introducirse, mantener, meterse, meterse en, participar, penetrar, penetrar en, prohibir, rebatir, tener prestado de, tomar, tomar prestado, tomar prestado de
dejar
dejar
dejar
dejar (v.)
cambiar, sufrir un cambio[Hyper.]
ir, marchar, partir[Domaine]
dejar (v.)
dejar (v.)
quitter (quelqu'un) (fr)[Classe]
dejar (v.)
aceptar, asentir, consentir - dejar, permitir[Hyper.]
licencia, luz verde, permiso, visto bueno - autorización, licencia, pase, permiso - aprobación - admissible, allowable, permissible (en) - allowable (en) - permisivo[Dérivé]
allow, grant (en)[Domaine]
calificar de inservible, declinar, descartar, desechar, desestimar, echar abajo, prohibir, rebatir[Ant.]
dejar (v.)
obedecer[Classe]
se rendre à un ennemi (fr)[Classe]
accepter finalement, de mauvaise grâce (fr)[Classe]
avoir peur (fr)[Classe]
échouer (ne pas réussir) (fr)[Classe]
rajado[Dérivé]
participar[Ant.]
dejar (v.)
dejar (v.)
dejar (v.)
dejar (v.)
dejar (v.)
dejar (v.)
lend (en)[ClasseHyper.]
prêter de l'argent (fr)[Classe]
dejar (v.)
dejar (v.)
escapar, escaparse, evadirse, fugarse, huir, largarse, soltarse, tratar de escapar/evadirse, volar[Hyper.]
abandono, defección - abandono, desamparo, desasistencia - desertor, desertora, tránsfuga, tránsfugo, trásfuga, trásfugo - apóstata, renegada, renegado - apostasía, renuncia[Dérivé]
oponerse, resistirse[Domaine]
dejar (v.)
cesser de faire qqch (fr)[Classe]
suspensión - escala, parada - cesación, detención, parada - cesación, cese, suspensión - interrupción - fin[Dérivé]
continuar[Ant.]
dejar (v.)
dejar (v.)
depositar; posar; poner; colocar; sobreponer; superponer; tirar; meter en[ClasseHyper.]
faire entrer une chose dans une autre (fr)[Classe]
depositar; posar; poner; colocar; montar; instalar; meter[ClasseHyper.]
depositar; posar; poner[ClasseHyper.]
mettre dans une position donnée (sans changer de place) (fr)[Classe]
mettre qqch dans une disposition causant une modification d'état (fr)[ClasseHyper.]
plaza[GenV+comp]
cambiar de lugar, colgar en otro sitio, correr, desplazar, mover, trasladar - mover, moverse, trasladar[Hyper.]
colocación, destino, emplazamiento, lugar, orientación, posicionado, sitio, situación, ubicación - set (en) - positioner, rotary actuator, special effects positioner, wide positioner (en) - arrangement, placement (en) - blanco, espacio en blanco - puesto, situación - setting (en) - hueco, sitio[Dérivé]
dejar (v.)
dejar (v.)
dejar (v.)
abstenerse[Hyper.]
leave (en)[Domaine]
dejar (v.)
ceder[Hyper.]
admit, allow (en)[Domaine]
dejar (v.)
imposibilitar[Ant.]
dejar (v.)
volver[Hyper.]
dejar (v.)
caerse, dejar caer, tirar[Hyper.]
dejar (v. intr.)
partir, quitter un lieu (fr)[Classe]
dejar (v. tr.)
dejar; dejar a[ClasseHyper.]
canjear; entregar en cambio; intercambiar; trocar; cambalachear[Classe]
dejar (v. tr.)
convidar, invitar, obsequiar[Hyper.]
herencia, legado[GenV+comp]
testamento[Dérivé]
abandonar, dejar - comunicar, dar, hacer saber, impartir, pasar[Domaine]
dejar (v. tr.)
ne pas dire, s'abstenir d'exprimer (fr)[Classe]
ne pas tenir compte (fr)[Classe]
oublier de faire qqch (fr)[Classe]
ne pas avoir le souvenir (de qqn, qqch), oublier (fr)[Classe]
dejar (v. tr.)
poner; dejar[ClasseHyper.]
poner[DomaineCollocation]
dejado (adj.)
andado, raído, usado[Similaire]
dejado (adj.)
caótico, desordenado[Similaire]
dejado (n.)
vulgar[Hyper.]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,234s