Publicitad R▼
Fehlen (n.)
gebrek, gemis, manco, schaarste, tekort, afwezigheid, verstek, absentie, afwezendheid, ontstentenis
fehlen (v.)
te kort komen, schorten aan, ontbreken aan, gebrek hebben aan, ontberen, plaatshebben, gaande zijn, schelen, zich, plaatsvinden, voorkomen, gebeuren, opduiken, verschijnen, er aan toegaan, geschieden, voorvallen, zich afspelen, zich voordoen, aan de hand zijn, mankeren, ontbreken, verzuimen, missen, een fout maken, in de fout gaan, een vergissing maken, blunderen, miskleunen, uitglijden, vergalopperen, schorten
fehlen ()
fehlend (adj.)
fehlen an (v.) (+ datif)
gebrek hebben aan, ontberen, ontbreken aan, schorten aan, te kort komen
Publicidad ▼
Ver también
Fehlen (n. neu.)
≠ Fülle, Überfluß, Überschwang, Unerschöpflichkeit, Üppigkeit
fehlen (v.)
Fehlen (n.)
Fehlen (n.)
nonattendance (en)[Hyper.]
fernbleiben - abwesend, fort sein, weg sein[Dérivé]
Anwesenheit, Präsenz[Ant.]
fehlen
fehlen[Hyper.]
Mangel - needer, wanter (en) - die Knappheit, ein dringender Bedarf an - Bedürftigkeit, Entbehrung, Not[Dérivé]
fehlen (v.)
fehlen (v.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
fehlen (v.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
fehlen (v.)
s'illusionner (fr)[Classe]
fehlen (v.)
fehlen (v. intr.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
être absent (fr)[Classe]
induire en erreur (fr)[Classe]
rétracter sa promesse (fr)[Classe]
faire appel à une juridiction (fr)[termes liés]
rendez-vous (rencontre fixée à l'avance) (fr)[termes liés]
procédure judiciaire (fr)[DomaineCollocation]
fehlen (v. intr.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
être absent (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,078s