Definición y significado de HOMBRE

hombre (n.)

heer, kerel, man, mannetjesdier, manspersoon, vent, baas, basserool, broger, gabber, gast, heerschap, jongen, klant, knaap, meneer, mijnheer, pief, mannetje, mannetjes-, mens, sterveling, stervelinge, individu, eenling, enkeling, figuur, particulier, zelfstandige, menselijk wezen, persoon, iemand, ziel, homo sapiens, mensenkind, menselijk ras, humaniteit, menselijkheid, mensdom, mensengeslacht, menselijke soort, menselijk geslacht, mensheid, mansvolk, eega, gade, gemaal, manlief, mannie, echtgenoot, minnaar, geliefde, beminde

hombre ()

de mens

hombre (n.)

man

boca de hombre (n.)

mangat, schuttersput, schuttersputje

hombre de ciencia (n.)

geleerde, geletterde, natuurwetenschapper, wetenschapper, wetenschapsbeoefenaar, wetenschapsman, wetenschapsmens

hombre de confianza (n.)

persoon die werkt in de was -en strijkservice, vertrouwensman

hombre de estado (n.) (politics)

politica, politicus, politieker, staatkundige  (staatkunde), staatsman  (staatkunde), volksleider

hombre de guerra (n.)

krijger, krijgsman  (verhaal;gesch.), krijgster, strijder

hombre de las nieves (n.)

sneeuwman, verschrikkelijke sneeuwman, yeti

hombre de limpieza (n.)

schoonmaker

hombre de Neanderthal (n.)

Neanderthaler

hombre de negocios (n.)

zakenman, zakenmens

hombre de paja (n.)

boegbeeld, gevel, schegbeeld

hombre de paja (n.) (figurado)

stroman  (figuurlijk;oneigenlijk), stropop  (figuurlijk;oneigenlijk), zetbaas  (figuurlijk;oneigenlijk)

hombre de suerte (n.)

bofkont  (informeel), geluksvogel, mazzelaar

hombre del neanthertal (n.)

Neanderthaler

hombre del tiempo (n.)

klimatologe, klimatoloog, meteorologe, meteoroloog, weerkundige, weerman, weerprofeet, weervoorspeller, weervoorspelster, weervrouw

hombre falso (n.)

gemenerik, slechterik, valsaard, valserik

hombre genial (n.)

geniale man

hombre libre (n.)

ereburger

hombre lobo (n.)

weerwolf

hombre-lobo (n.)

weerwolf

hombre prehistórico (n.)

grotbewoner, holbewoner, holbewoonster, holemens, oermens, troglodiet

hombre primitivo (n.)

grotbewoner, holbewoner, holbewoonster, holemens, oermens, troglodiet

hombre público (n.) (politics)

politica  (staatkunde), politicus  (staatkunde), politieker, politiek leider  (staatkunde), politiek leidster  (staatkunde), staatsman

hombre rana (n.)

duiker, kikvorsman

hombre-rana (n.)

duiker, kikvorsman