Publicitad R▼
impedido (adj.)
impedido (n.)
kneus, kneusje, invalide, minder-valide, gehandicapte, gehandicapt
impedir (v.)
hinderen, stoppen, verhoeden, afhouden van, op een afstand houden/blijven, tegenhouden, beletten, verhinderen, een eind maken aan, een halt toeroepen, een einde maken aan, afwenden, letten, verletten, vermijden, voorkomen, hinderen , verhinderen , vertragen, moeilijk, achteruitzetten, derangeren, deren, geven, belemmeren, halthouden, aanhouden, stilhouden, stilstaan, stilstaand, stilvallen, tot stilstand komen, aflopen, belemmering, handicap, hindernis, remmen, weerhouden
Publicidad ▼
Ver también
impedido (adj.)
↘ discapacitado, disminuido, inválido, minusválida, minusválido ↗ impedir, obstaculizar, perjudicar
impedido (n.)
↗ deficiente, discapacitado, disminuido, inválido, lisiado, minusválido
impedir (v.)
↘ deficiente, discapacitado, disminuido, impedido, inválido, lisiado, minusválido ≠ comenzar, empezar, iniciar, iniciarse, principiar
impedir (v.)
impedir (v.)
impedir (v.)
impedir (v.)
impedir (v.)
priver qqn d'un avantage (fr)[Classe]
impedir (v.)
confinar, limitar, restringir[Hyper.]
bloqueante, inhibidor - opresivo, represivo[Dérivé]
impedir (v. tr.)
décourager quelqu'un (fr)[Classe]
déconseiller (fr)[Classe]
impedir (v. tr.)
denegar; rechazar; rehusar[Classe]
faire obstacle à (fr)[Classe]
estorbar, impedir, imposibilitar[Hyper.]
congelación, parada - oclusión - cesación, detención, parada - interrupción[Dérivé]
impedir (v. tr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,063s