Definición y significado de JOVEN

joven (adj.)

jong, jeugdig, jong; jeugdig, jeugd-

joven (n.)

jongen, jongelieden, jongelui, jongere, jeugdige, jongeman, jongedame, jonge vrouw, meisje, meid, misslag, moppie, chick, deern, deerne, dochter, dochterlief, jongejuffrouw, juf, meiske, mop, natel, niese, troel, meidje, griet, grietje, boy, goof, gozer, joch, jong, jongetje, knul, -jongen, jeugdboek, kinderboek, jongmens

joven (n.)

jongere

arenque joven salado (n.)

maatjesharing

asistencia social al joven (n.)

jeugdzorg

gallo joven (n.)

haantje, jonge haan

gente joven (n.)

jeugd, jongelui, jongeren

más joven (adj.)

jonger

mujer joven (n.)

chick, deern, deerne, dochter, dochterlief, griet, grietje, jongedame, jongejuffrouw, jonge vrouw, juf, meid, meidje, meisje, meiske, misslag, mop, moppie, natel, niese, troel

muy joven (adj.)

piepjong