Publicitad D▼
juntar (v.)
samenbrengen, vergaren, verzamelen, ophalen, bijeenrapen, rapen, sprokkelen, samenvoegen, samendoen, accumuleren, akkumuleren, zich opeenhopen, zich ophopen, zich opeenstapelen, zich opstapelen, zich verdringen, een fusie aangaan, fusioneren, fuseren, aaneensluiten, binden, groeperen, scharen, uniëren, verenigen, unificeren, uniformeren, vervlakken, samenkomen, samenvloeien, overgaan in, aansluiten, bijschuiven, invoegen, collectioneren, sparen, bijeengaren, bijeenkrijgen, lezen, paren, vergaderen, samenroepen, bijeenbrengen, assembleren, assemblage, componeren, construeren, installatie, montage, monteren, opbouwen, zich verzamelen, in elkaar zetten, in elkaar passen, samenstellen, inkasseren, incasseren, collecteren, verzameling, inwisselen, opstapelen, ophopen, vermenigvuldigen, oppotten, opsparen, potten, laten oplopen, aaneenschrijven, verbinden, linken, koppelen, lassen, liëren, passen, samenkoppelen, voegen, aanhechten, vasthechten, vastzetten, bevestigen, vastmaken, beleggen, vangen, vastleggen, zetten, vestigen, ophangen, opzetten, op aan hoop gooien
juntar ()
bijeengaren, hamsteren, oppotten, overvoeren, bijeenkomen, bijeenzoeken, voorraad aanleggen
Publicidad ▼
Ver también
juntar (v. trans.)
↘ acopio, cobranza, cobro, coleccionismo, ensambladura, ensamblaje, montaje, recaudación, recogida, reunificación, reunión ≠ desacoplar, desagregar, desarmar, desconectar, desenchufar, desjuntar, desmontar, disgregar, disociar, dividir, extender, extenderse, hacer correr, partir, repartir, segregar, separar
juntar (v.)
↘ atar de nuevo, cinta para colgar ≠ abrir, aflojar, desabrochar, desprender
juntar
juntar (v.)
juntar (v.)
juntar (v.)
juntar (v.)
considérer comme semblable (fr)[Classe]
juntar (v. tr.)
agrupar[Classe]
juntar (v. tr.)
acumular; amontonar; apilonar; apilar[Classe]
rassembler, entasser (fr)[Classe]
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
mêler (fr)[Classe]
se mêler, s'unir (fr)[Classe]
alterar, cambiar, cambiarse, modificar[Hyper.]
fusión - fusión, unificación[Dérivé]
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
acumular; amontonar; apilonar; apilar[Classe]
rassembler, entasser (fr)[Classe]
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
percevoir de l'argent (fr)[Classe]
rémunération (revenu financier) (fr)[termes liés]
opération de caisse (fr)[DomaineCollocation]
juntar (v. tr.)
compartir[Hyper.]
fondo común, polla[Dérivé]
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
juntar (v. tr.)
assembler des choses (fr)[Classe]
rendre solidaire pour connecter des objets (fr)[Classe]
canalisation (fr)[termes liés]
juntar (v. tr.)
figurar, representar[Hyper.]
combinación[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,109s