Publicitad E▼
lassen (v.)
forraszt, összeforraszt, összeköt, fecskefarköltéssel köt, összeilleszt, meghegeszt, hegeszt
last (n.)
súly, teher, küldemény, hajórakomány, szállítmány, pénzügyi probléma, feladat, kinevezés, megterhelés, adó, kivetés, kiszabás, kirovás
aan elkaar lassen (v.)
Publicidad ▼
Lassen
Hegesztés (fémek)
Ver también
lassen (v. trans.)
↘ las, lasnaad, lasser, lossolderen ≠ afkoppelen, loskoppelen, ontkoppelen
last (n.m.)
↘ ergerlijk, g^ enant, gênant, irritant, irriterend, knagend, kwellend, lastig ↗ beschamen, ergeren, van zijn stuk brengen, verlegen maken, verontrusten, vervelen
last (n.)
Publicidad ▼
lassen (v.)
lassen (v.)
aaneensluiten, aansluiten, bijschuiven, invoegen[Hyper.]
welding (en) - las, lasnaad - welded assembly, weldment (en) - lasapparaat, lasser[Dérivé]
vermengen[Domaine]
lassen (v. tr.)
souder (fr)[Classe]
lassen (v. tr.)
assembler des choses (fr)[Classe]
rendre solidaire pour connecter des objets (fr)[Classe]
canalisation (fr)[termes liés]
last
last (m. s.)
strafwerk[ClasseHyper.]
last (m. s.)
last (m. s.) [figuurlijk , oneigenlijk]
lading; belasting; last[ClasseHyper.]
last (m. s.)
last (m. s.)
last (m. s.)
last (m. s.)
last (m. s.)
artefact[Hyper.]
belasten, drukken, verzwaren[Dérivé]
last (n.)
belasting, drang, gewicht, molensteen[Hyper.]
archaïsme[Domaine]
last (n.)
Contenido de sensagent
computado en 0,047s