Publicitad R▼
ocurrir (v.)
opkomen, voorvallen, optreden, overkomen, voorkomen, zich afspelen, gebeuren, afspelen, geschieden, gevallen, omgaan, passeren, plaatsgrijpen, spelen, voltrekken, plaatshebben, plaatsvinden, gebeuren met of aan, gaande zijn, schelen, zich, opduiken, verschijnen, er aan toegaan, zich voordoen, materialiseren, verstoffelijken, zich verwezenlijken, bewerkstelligen, presteren, realiseren, realizeren, vervullen, verwerkelijken, verwezenlijken, waarmaken, werkelijkheid worden, uitkomen, verwezenlijkt worden, rijzen, voordoen, ergens toe komen, zich bevinden, worden van, invallen
Publicidad ▼
Ver también
ocurrir (v.)
avoir lieu (fr)[Classe...]
ocurrir (v.)
ocurrir (v. intr.)
avoir lieu (fr)[Classe...]
devenir un être, apparaître (fr)[Classe]
survenir parfois ou sans détermination mentionnée (fr)[Classe]
ocurrir (v. intr.)
ocurrir (v. intr.)
devenir matériel (fr)[Classe]
acaecer, acontecer, celebrar, celebrarse, darse el caso, ocurrir, organizar, pasar, pasarle, suceder, tener lugar - convertirse, devenir, hacer, hacerse, llegar a ser, ponerse, ser, volverse, volverse, convertirse[Hyper.]
materialisation, materialization, offspring (en) - materialización - realización[Dérivé]
ocurrir (v. intr.)
ocurrir (v. intr.)
appear, come along (en)[Hyper.]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s