Definición y significado de PANE

pane (n.)

brood, mik, gebak, taart, koek

pane (n.)

brood

briciola di pane (n.)

broodkruimel, kruim, kruimel, morzel, paneermeel

cassetta per il pane (n.)

broodtrommel, broodtrommeltje

coltello da pane (n.)

broodmes

fetta di pane (n.)

boterham

gran pane all'uvetta (n.)

kerststol, kerststronk, stol

guadagnarsi il pane (v.)

aan de kost komen, de kost verdienen, in zijn onderhoud voorzien, zich bedruipen, zich in zijn levensonderhoud voorzien, zichzelf bedruipen, zijn brood verdienen, zijn brood verdienen als, zijn brood verdienen met, zijn geld verdienen

pane al latte (n.)

melkbrood

pane all'uvetta (n.)

krentenbol, krentenbrood

pane bianco (n.)

wit, witbrood, wittebrood

pane biscottato (n.)

geroosterd brood, geroosterde boterham, toast, toost

pane di frumento (n.)

bruinbrood, tarwebrood

pane di segale (n.)

rogge, roggebrood, roggemik

pane di zenzero (n.)

gemberkoek, ontbijtkoek, snijkoek, taai, taaitaai, taai-taai

pane integrale (n.)

krop, volkorenbrood

pane nero (n.)

krop, volkorenbrood

pane tostato (n.)

geroosterd brood, geroosterde boterham, toast, toost

Pane

Brood