Publicitad R▼
Reihe (n.)
serie, rij, reeks, haag, beurt, massaproductie, massaproduktie, seriewerk, gelid, lijn, standplaats, batterij, slier, sliert, aaneenschakeling, opeenvolging, keten
reihen (v.)
aanrijgen, rijgen, vastspijkeren, aaneenrijgen, een draad doorhalen, toevoegen
an der Reihe sein (v.)
an die Reihe kommen (v.)
außer der Reihe
der Reihe nach (adv.)
eine Reihe bilden (v.)
achter elkaar gaan staan, een rij vormen, in de rij gaan staan, in een rij gaan staan
in eine Reihe stellen (v.)
achter elkaar opstellen, in een rij opstellen, in een rij zetten, op een rij zetten
sich in Reihen aufstellen (v.)
in het gelid gaan staan, zich in een rij opstellen, zich in rijen opstellen
sich zu Reihen formieren (v.)
in het gelid gaan staan, zich in een rij opstellen, zich in rijen opstellen
Publicidad ▼
Reihe (n.)
Reihe (n.)
record (en)[Hyper.]
beschuldigen - abheften - anmelden, einreichen[Dérivé]
Reihe (n.)
Glied; Schlange; Reihe[ClasseHyper.]
Reihe (n.)
Formation, Fraktion[Hyper.]
Reihe (n.)
succession de choses (fr)[Classe]
Reihe (n.)
Reihe[Hyper.]
Reihe (n.)
succession de choses (fr)[Classe]
reihen (v. tr.)
coudre (opérations diverses) (fr)[DomaineCollocation]
reihen (v. tr.)
reihen (v. tr.)
aufsagen, sagen, vorbringen[Hyper.]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s