Publicitad R▼
richtig (adj.)
richtig ()
aangewezen, juist, passend, geschikt, goed, gepast, toepasselijk, bevredigend, tevredenstellend, voldoening gevend, wel, deugdelijk, heerlijk, precies, fair, eerlijk, rechtvaardig, billijk, doorkrijgen, inzien, realiseren, weten, nadenken, beseffen, iets goed hebben
genau richtig
mal richtig aufs Dach steigen (v.) (Gesprächs.)
richtig sein (v.)
richtig stellen (v.)
amenderen, gelijkzetten, herstellen, rechtbreien, rechttrekken, rechtzetten, rectificeren
Publicidad ▼
Ver también
richtig (adv./adj.)
↘ berechtigt ↗ angemessen ≠ dürftig, mittelmäßig, schlecht
richtig (adv.)
≠ falsch
richtig
Verständnis, Verstehen - klar, verständlich[Dérivé]
richtig
repérer l'état de qqch (fr)[Classe]
richtig (adj.)
Recht, im Rechten, richtig[Similaire]
richtig (adj.)
falsch, unrichtig, verkehrt[Ant.]
Korrektheit, Richtigkeit[Dérivé]
richtig (adj.)
spezifisch[Similaire]
richtig (adj.)
richtig (adj.)
Angemessenheit - correctness (en)[Dérivé]
wrong (en)[Ant.]
richtig (adj.)
'gar nicht schlecht, befriedigend[Similaire]
richtig (adj.)
richtig[Similaire]
richtig (adj.)
left (en) - center (en)[Ant.]
richtig (adj. et adv.)
spécifié (fr)[Classe]
richtig (adj. et adv.)
angemessen, passend[Similaire]
richtig (adj. et adv.)
richtig (adj. et adv.)
avec précision (fr)[Classe]
vraiment (fr)[Classe]
richtig (adj. et adv.)
avec justice (fr)[Classe]
juste (fr)[Adv.]
richtig (adj. et adv.)
juste (fr)[Classe]
qualificatif d'un impôt (fr)[DomaineDescription]
gerecht[Similaire]
richtig (n.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,062s