Publicitad E▼
aanstoker (n.m.)
aanstookster, betwister, concurrent, deelnemer, medeminnaar, ophitser, provocateur, provocateuse, rivaal, rivale, uitdager
Publicidad ▼
Ver también
aanstoker (n.m.)
↘ concours, concurreren, mededingen, meedingen, meten, rivaliseren, rivaliteit, rivalizeren, vechten, wedijver, wedijveren ↗ kamp, kompetitie, krachtmeting, kwaad maken zo dat, match, ontmoeting, provoceren, sportwedstrijd, tergen, toernooi, treffen, uitdagen, uit de tent lokken, uitlokken, wedkamp, wedstrijd
aanstoker (m. s.)
vechter; vechtster; strijder; strijdster; combattant; kampvechter; oorlogspartij[Classe]
onruststoker; onrustzaaier; onruststookster; onrustzaaister[Classe]
kwaad maken zo dat, provoceren, tergen, uitdagen, uit de tent lokken, uitlokken[PersonneQui~]
geheim agent[Hyper.]
aanstoker (m. s.)
vechter; vechtster; strijder; strijdster; combattant; kampvechter; oorlogspartij[Classe]
adversaire : personne en lutte contre qqn ou qqch (fr)[Classe]
kwaad maken zo dat, provoceren, tergen, uitdagen, uit de tent lokken, uitlokken[PersonneQui~]
concurrent, deelnemer, mededinger, medestrever, medestrijder - eenling, enkeling, figuur, iemand, individu, mens, menselijk wezen, particulier, persoon, sterveling, stervelinge, zelfstandige, ziel[Hyper.]
het opnemen tegen, tarten, uitdagen - concurreren, mededingen, meedingen, meten, rivaliseren, rivalizeren, vechten, wedijveren - beconcurreren - emulous, rivalrous (en)[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,032s