Publicitad R▼
aarzeling
bedeesdheid, besluiteloosheid, onzekerheid, scepsis, terughoudendheid, verlegenheid, wantrouwen
aarzeling (n.f.)
besluiteloosheid, dubbelzinnigheid, halfheid, halfslachtigheid, onzekerheid, twijfel, twijfelachtigheid, twijfeling, weifeling, ongewisheid (abstract), ongewisse (abstract), onzekere (abstract)
Publicidad ▼
Ver también
aarzeling (n.f.)
↘ dubieus, suspect, suspekt, twijfelachtig, verdacht ↗ aarzelen, betwijfelen, dubben, eraan twijfelen of, heen en weer gaan, huiveren, in dubio staan, in twijfel staan, schromen, terugdeinzen, twijfelen, twijfelen aan, wankelen, weifelen, wisselend ≠ iets zekers, vastigheid, zekerheid
aarzeling (v. s.)
twijfeling; weifeling; aarzeling; halfheid; halfslachtigheid[Classe]
ongeloof[Classe]
twijfel; onzekerheid; ongewisheid; ongewisse; onzekere; aarzeling; weifeling; twijfelachtigheid; dubbelzinnigheid[ClasseHyper.]
douter (fr)[Nominalisation]
aarzeling (v. s.)
réflexion (fr)[Classe]
twijfeling; weifeling; aarzeling; halfheid; halfslachtigheid[ClasseHyper.]
aarzeling (v. s.)
aarzeling (v. s.)
mouvement oscillatoire de fréquence élevée et d'amplitude faible (fr)[Classe]
mouvement oscillatoire du corps (fr)[Classe]
vaciller (fr)[Nominalisation]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,063s