Publicitad R▼
ablaufen (v.)
afvloeien, uitstromen, uitvloeien, wegstromen, wegvloeien, aflopen, draineren, leegmalen, uitmalen, weglopen, wegtrekken, verlopen, verstrijken, vliegen, voorbijglijden, vervliegen, doorkomen, omgaan, omkomen, slijten, verglijden, vervlieden, vlieden, ertussen liggen, voorbijgaan, vermoeien, afslijten, afdragen, verslijten, afbeulen, afjakkeren, afpeigeren, afsloven, aftobben, inlopen, inslijten, uitslijten, expireren, gaan, verjaren, vervallen
ablaufen ()
stoppen, halthouden, aanhouden, stilhouden, stilstaan, stilstaand, stilvallen, tot stilstand komen, aflopen
Ablauf (n.)
afvoer (ellipsis), afvoerbuis, afvloeibuis, afvloeipijp, stankafsluiter, afvoerpijp, gootpijp, regenpijp, rioolbuis, werkwijze, procedure, bediening, werking, voleindiging, voleinding, slot, afloop, eind, einde, beëindiging, ontwikkeling, loop, ontwikkelingsgang, verloop, evolutie, woordeinde, dood, vervaldag
laufen (v.)
wandelen, rennen, lopen, hardlopen, hollen, gaan, racen, koersen, om het hardst lopen, marcheren, redden, fortuin maken, vooruitgang boeken, treden, vertonen, met de benenwagen gaan, te voet gaan
laufen ()
draven, galopperen, hardlopen, hollen, uitlopen, rennen, lopen, vloeien, vlieten, stromen, lekken, uitmonden, uitstromen, uitvloeien, vallen, vervloeien
ab und an (adv.)
bij tijden, een enkele keer, incidenteel, nu en dan, zo nu en dan
ab und zu (adv.)
bij tijden, een enkele keer, incidenteel, nu en dan, zo nu en dan
auf und ab (adv.)
auf und ab gehen (v.)
von jetzt ab (adv.)
Ablauf des Straßenverkehrs (n.)
laufen lassen
Publicidad ▼
AB
AB
Laufen
Laufen
Ver también
ablaufen (v. intr.)
ablaufen (v. trans.)
↘ abgeklappert, abgenutzt, Abnutzung, Abnützung, Abrieb, altersschwach, fadenscheinig, gebraucht, Gebraucht-, getragen, unverwüstlich, unzerstörbar, verlebt, Verschleiß, verschlissen
ablaufen
≠ starten
ab (adv.)
≠ zurück
Ablauf (n.m.)
↘ Einsatz..., in Betreib, schließend, schluss- ↗ abschließen, absolvieren, endigen, entwickeln, ergänzen, erledigen, evolvieren, fertigbekommen, fertigbringen, fertigkriegen, fertig werden mit, sich entfalten, sich entwickeln, sich gestalten, sich herausbilden, sich weiterentwickeln, verlaufen, vervollständigen, vonstatten gehen, zur Entfaltung gelangen, zur Entfaltung kommen
Laufen (n. neu.)
↘ Roß, Ross (see also Stute ) ↗ an einem Rennen teilnehmen, gehen, preschen, rennen, um die Wette laufen mit
laufen (v. intr.)
Publicidad ▼
ablaufen
Einfrieren, Rast - Halt - Halt[Dérivé]
starten[Ant.]
ablaufen (v.)
ablaufen (v. intr.)
durer (fr)[Classe]
avoir lieu (fr)[Classe...]
fällig werden; zerrinnen; verfließen; dahingehen; ablaufen; verstreichen; vergehen[ClasseHyper.]
Zeitspanne[Dérivé]
bewegen, fortbewegen, gehen - schlittern - gleiten, rutschen, schieben, stecken - stehlen[Analogie]
ablaufen (v. intr.)
fällig werden; zerrinnen; verfließen; dahingehen; ablaufen; verstreichen; vergehen[Classe]
arriver à une fin (fr)[Classe]
discontinue (en)[Hyper.]
Ablauf[Dérivé]
ablaufen (v. tr.)
anstrengen; ermüden; ablaufen; abfahren; abnutzen; abnützen; abtragen; abtreten; verschleißen; aufreiben; erschöpfen[ClasseHyper.]
ab (adv.)
zurück[Ant.]
ab (prép.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
(espace) depuis (tel lieu) (fr)[Classe...]
ab (prép.) [abjagen , abkaufen , münden in , reichen , verdanken , zusprechen]
Ablauf (n.)
Rohr[Hyper.]
drain (en) - abfließen, ausfließen, auslaufen, ausströmen[Dérivé]
Ablauf (n.)
Ablauf (n.)
Vollendung; Ablauf; Ausgang; Ausklang; Ende; Schluß; Beendigung; Beendung[ClasseHyper.]
finir (fr)[Nominalisation]
Ablauf (n.)
Entwicklung; Ablauf[ClasseHyper.]
Variation[ClasseHyper.]
sich entfalten, sich entwickeln, sich gestalten, sich herausbilden, verlaufen, vonstatten gehen, zur Entfaltung gelangen, zur Entfaltung kommen[Nominalisation]
physical process (en)[Hyper.]
entwickeln, evolvieren, sich weiterentwickeln[CeQui~]
develop, grow (en)[Dérivé]
Ablauf (n.)
Ausatmung[ClasseHyper.]
exhaler (fr)[Nominalisation]
Ablauf (n.)
Entwicklung, Fortschritt[Hyper.]
Ablauf (n.)
Athletik; Leichtathletik[ClasseParExt.]
Gehen[ClasseHyper.]
exercice de gymnastique (fr)[ClasseParExt.]
(Fuß)[termes liés]
Ablauf (n.)
mouvement de troupe militaire (fr)[ClasseParExt.]
Ablauf (n.)
Laufen (n.)
Laufen; Lauf; Wettrennen; Rennen; Wettlauf; Motorrennen; Rennsport; Pferderennen[ClasseHyper.]
compétition sportive (fr)[Classe]
acte ou action brève ou rapide (fr)[ClasseParExt.]
Laufen (n.)
Wettrennen; Wettlauf[ClasseHyper.]
Laufen (n.)
Fortbewegung[Hyper.]
laufen - laufen, rennen, sprinten, spurten - run (en) - run (en)[Dérivé]
laufen
beeilen, eilen, pressieren, sputen[Hyper.]
Laufen - Lauf, Laufen, Wettlauf, Wett-Lauf, Wettrennen - Läufer, Läuferin[Dérivé]
laufen[Domaine]
laufen
couler (se déplacer, pour un liquide) (fr)[Classe]
couler (pour un cours d'eau) (fr)[Classe]
(Blut)[termes liés]
(Nase)[termes liés]
mucosité (fr)[termes liés]
laufen (v.)
courir (fr)[Classe]
(Laufen; Lauf; Wettrennen; Rennen; Wettlauf; Motorrennen; Rennsport; Pferderennen)[termes liés]
laufen (v.)
aller en avant (fr)[Classe]
faire des manœuvres (soldat) (fr)[DomainRegistre]
laufen (v.)
zu Fuß gehen; auf Schusters Rappen reisen[ClasseHyper.]
bewegen, fortbewegen, gehen[Hyper.]
walk, walking (en) - Abstecher - paseo, walk, walkway (en) - Gang - Fußgänger, Fußgängerin[Dérivé]
promenieren, spazieren - walk (en) - eskortieren, Geleitschutz geben - entlanggehen - schreiten, treten - entlanggehen[Domaine]
fahren, reiten[Ant.]
laufen (v.)
streben[Hyper.]
Laufen - Lauf, Laufen, Wettlauf, Wett-Lauf, Wettrennen[Dérivé]
laufen (v.)
laufen (v.)
air (en)[Hyper.]
laufen (v.)
laufen (v. intr.)
sein, verhalten[Hyper.]
laufen (v. intr.)
s'améliorer (fr)[Classe]
devenir considérable (fr)[Classe]
bien fonctionner (fr)[Classe]
(Kultur; Aufziehen; Bildung; Großziehen; Erziehung)[termes liés]
entwickeln, fortentwickeln, weiterentwickeln[Hyper.]
Entwicklung, Fortschritt[GenV+comp]
Beförderung, Entwicklung, Fortschritt - Verbesserung[Dérivé]
erweisen als, kommen, werden[Analogie]
Contenido de sensagent
computado en 0,109s