Publicitad R▼
afgeven
achterlaten, afstaan, bezorgen, droppen, omgaan, overhandigen, uitreiken, verspreiden
afgeven (v.)
aanschoppen, aantrappen, afbreken, afkammen, afkraken, afleveren, afzeiken, bestellen, bezitten, bezorgen, doorlopen, droppen, emitteren, encanailleren, hebben, indringen, inlaten, inleveren, kraken, krijgen, leveren, neerhalen, opleveren, ter wereld brengen, uitgeven, uitlopen, uitvaardigen, veroordelen, zich bemoeien met, zijn neus ergens insteken, baren (manspersoon), bevallen (manspersoon), bevallen van (manspersoon), het leven schenken aan (manspersoon), voortbrengen (manspersoon)
afgeven (v. intr.)
afgeven (v. trans.)
Publicidad ▼
Ver también
Publicidad ▼
afgeven (v.)
bevallen; bevallen van; baren[ClasseHyper.]
afgeven (v.)
manquer de discrétion (fr)[Classe]
afgeven (v.)
oplossen, rondstrooien, verspreiden[Hyper.]
omsmelten, smelten[Domaine]
afgeven (v.)
overbrengen[Classe]
faire passer qqch de soi à qqch ou qqn d'autre (fr)[Classe...]
afgeven (v.)
afgeven (v.)
afgeven (v.)
agir dans une action en cours (fr)[Classe]
s'imposer quelque part (fr)[Classe]
afgeven (v.)
afgeven (v.)
delegeren, overboeken, overbrengen, overdragen, overmaken, overschrijven, remitteren, storten[Hyper.]
aflevering, jaargang, leverantie, levering - fik, fikken, grijper, grijpers, grijpvinger, grijpvingers, hand, jat, jatten, klauw, klauwen, klavier, klavieren, kluif, knijper, poten, speelkaarten in de hand, tengel, tengels, vinger, vlerken, vuist[Dérivé]
afgeven (v. intr.)
afgeven (v. tr.)
Contenido de sensagent
computado en 0,187s