Publicitad R▼
afkomen (v.)
aangaan, aanlopen, aanwippen, afbouwen, aflopen, afraken van, afstoten, bevrijden, bezoeken, binnenwippen, een bezoek brengen, een tegenbezoek brengen, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, kwijtraken, kwijt raken, langsgaan, langsgaan bij, langskomen, langslopen, nokken, ontdoen, ontdoen van zich, op bezoek komen, opdagen, ophouden, opzoeken, stoppen, uitgaan, uitscheiden, van af zijn, van zich afschudden, vervallen, wegdoen, wegvallen, zich melden bij, zich ontdoen van, zich verlossen van
Publicidad ▼
Ver también
afkomen (v.)
↘ eliminatie ≠ aanbreken, aankondigen, beginnen, dagen, komen
⇨ afkomen op • afkomen van • de trap afkomen • er goed van afkomen • er heelhuids van afkomen • er zonder kleerscheuren afkomen • op zich laten afkomen
Publicidad ▼
afkomen (v.)
rendre visite à qqn (fr)[Classe]
afkomen (v.)
afkomen (v.)
jeter, se débarrasser de qqch d'inutile (fr)[ClasseHyper.]
perdre l'habitude (fr)[Classe]
afvallen; in de steek laten; laten vallen; laten zitten; verlaten; achterlaten[Classe]
donner ou vendre qqch qu'on utilise plus (fr)[ClasseParExt.]
eliminatie[Dérivé]
afkomen (v.)
afronding, afwerking, completering, finish, voleinding, voltooiing - eind, einde, end, uiteinde - bea aindiging, conclusie, gevolgtrekking, konklusie, slotsom, slotwoord - afloop, afwerking, einde, ontknoping, uiteinde - einde - eind, einde, end, extremiteit, uiteinde, uiterste - eind, einde, eindje, end, uiteinde - eindpunt - kant, zij, zijde - dood, eind, einde, end - einde, ontknoping - besluit, finale, slot, slotstuk - afdoend, eind-[Dérivé]
afkomen (v.)
Contenido de sensagent
computado en 0,032s