Publicitad R▼
afmaken
afdoen, afslachten, afwerken, een spuitje geven, executeren, inslapen, verdelgen, vermoorden, voltooien
afmaken (v. trans.)
afbouwen, afkrijgen, afronden, afslachten, aftimmeren, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, moorden, neermaaien, slachten, uitmoorden, voleinden, voleindigen, volledig maken, voltooien, volvoeren
Publicidad ▼
Ver también
afmaken (v. trans.)
↘ afloop, afwerking, beëindiging, eind, einde, massacre, massamoord, massamoordenaar, moordpartij, noodslachting, slachting, slachtpartij, slot, uitvoering, voleindiging, voleinding ≠ afgaan, blameren, de mist in gaan, geen succes hebben, in duigen vallen, in het water vallen, misgaan, mislukken, op de klippen lopen, schipbreuk lijden, stuklopen, terzijde geschoven worden
Publicidad ▼
afmaken
doden; ombrengen[Classe]
afmaken
afmaken (v. tr.)
procéder à l'abattage (op. diverses) (fr)[ClasseParExt.]
afmaken (v. tr.)
réussir (fr)[Classe]
finir qqch (fr)[Classe]
afmaken (v. tr.)
afmaken (v. tr.)
afmaken (v. tr.)
mener à terme qqch (fr)[Classe]
Contenido de sensagent
computado en 0,031s