Publicitad E▼
afranselen
afdrogen, afkloppen, aframmelen, afrossen, aftuigen, toetakelen
afranselen (v.)
Publicidad ▼
Ver también
afranselen (v. trans.)
↘ bokswedstrijd, de stok, gevecht, handgemeen, kamp, kloppartij, knokpartij, stokslagen, strijd, treffen, vechtpartij, worsteling ↗ ongelooide huid, staf, stok, wandelstok
afranselen (v. tr.)
donner un, des coup(s) de fouet (fr)[ClasseHyper.]
supplicier (fr)[Classe...]
afdrogen, aframmelen, afranselen, afrossen, aftroeven, aftuigen, inpeperen, opkloppen[Hyper.]
ongelooide huid[GenV+comp]
geselslag, zweepslag - aframmeling, afranseling, afstraffing, pak rammel, pak slaag, pandoering, slaag - aframmeling, afranseling, een pak rammel, geseling, ranseling - gesel, geselslag, teenslipper, zweep, zweepkoord - strap (en) - whip (en) - switcher, whipper (en) - striem[Dérivé]
afranselen (v. tr.)
frapper qqn avec un bâton (fr)[Classe]
supplicier (fr)[Classe...]
frapperen, inslaan, kleunen, raken, slaan, treffen, uithalen[Hyper.]
staf, stok, wandelstok[GenV+comp]
knots, knuppel, wapenstok[Dérivé]
afranselen (v. tr.)
frapper quelqu'un (fr)[Classe]
afranselen (v. tr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,016s