Publicitad R▼
afrossen
afkloppen, aframmelen, afranselen, aftuigen, mishandelen, roskammen, slaan
afrossen (v.)
afrossen (v. trans.)
afdrogen, aframmelen, afranselen, aftroeven, aftuigen, een flink pak slaag geven, een klap geven, een lesje leren, geselen, inpeperen, meppen, opkloppen, op zijn donder geven, ranselen, striemen, zwepen, beurs slaan (gemeenzaam), bont en blauw slaan (gemeenzaam)
Publicidad ▼
Ver también
afrossen (v. trans.)
↘ aframmeling, afranseling, afstraffing, billekoek, een pak slaag, klop, pak rammel, pak slaag, pandoering, pats, slaag, tik ↗ ongelooide huid
afrossen (v.)
↘ bokswedstrijd, de stok, gevecht, handgemeen, kamp, kloppartij, knokpartij, stokslagen, strijd, treffen, vechtpartij, worsteling ↗ staf, stok, wandelstok
afrossen (v.)
frapper qqn avec un bâton (fr)[Classe]
supplicier (fr)[Classe...]
frapperen, inslaan, kleunen, raken, slaan, treffen, uithalen[Hyper.]
staf, stok, wandelstok[GenV+comp]
knots, knuppel, wapenstok[Dérivé]
afrossen (v. tr.)
donner un, des coup(s) de fouet (fr)[ClasseHyper.]
supplicier (fr)[Classe...]
afdrogen, aframmelen, afranselen, afrossen, aftroeven, aftuigen, inpeperen, opkloppen[Hyper.]
ongelooide huid[GenV+comp]
geselslag, zweepslag - aframmeling, afranseling, afstraffing, pak rammel, pak slaag, pandoering, slaag - aframmeling, afranseling, een pak rammel, geseling, ranseling - gesel, geselslag, teenslipper, zweep, zweepkoord - strap (en) - whip (en) - switcher, whipper (en) - striem[Dérivé]
afrossen (v. tr.)
punir (fr)[Classe]
frapper quelqu'un (fr)[Classe]
frapperen, inslaan, kleunen, raken, slaan, treffen, uithalen[Hyper.]
klop, stoot - aframmeling, afranseling, afstraffing, pak rammel, pak slaag, pandoering, slaag - aai, baffer, beuk, doodklap, dreun, hengst, hijs, kleun, lel, loeier, opdoffer, opdonder, opduvel, oplawaai, oplazer, opsodemieter, opstopper, optater, peut, peuter, poeier, ram, watjekouw, zwieper - walloper (en)[Dérivé]
afrossen (v. tr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s