Publicitad D▼
assistent
assistent (n.)
assistente, dienstknecht, helper, hulpje, hulpkracht, knecht, waterdrager
assistent (n.m.)
adjunct-, adjunkt-, assistente, begunstiger, begunstigster, collega, gildebroeder, gildenbroeder, helper, helpster, hulp, medewerker, medewerkster, onderzoeksassistent, secondant, secondante, sekondant, sekondante, vakbroeder, vakgenoot, weldoener, weldoenster
Publicidad ▼
Ver también
assistent (n.m.)
↗ bedienen, benefietwedstrijd, bijstaan, gerieven, helpen, hulp verlenen, meehelpen, meewerken, pousseren, van dienst zijn, vooruithelpen, welzijnssector
⇨ Academy Award voor Beste Regie-assistent • Afdeling of assistent-residentie (Nederlands-Indië) • Assistent Scheidsrechter • Assistent in opleiding • Assistent scheidsrechter • Assistent-resident • Assistent-resident (bestuurder) • Assistent-scheidsrechter • Assistent-scheidsrechters • De Co-assistent • De co-assistent • Doctor-assistent • Maatschappelijk assistent • Saparoea (assistent-residentie)
Publicidad ▼
assistent (m. s.)
assistent; onderzoeksassistent[ClasseHyper.]
assistent (m. s.)
collega, medewerker, metgezel[Hyper.]
collegial (en)[Dérivé]
assistent (m. s.)
assistent (m. s.)
personne bonne (fr)[Classe]
personne de valeur, de talent supérieur (fr)[Classe]
personne bienfaitrice (fr)[Classe]
personne aidant (fr)[ClasseHyper.]
good person (en)[Hyper.]
benefietwedstrijd, welzijnssector - bijdragen aan, bijdragen in, bijdragen tot, deelnemen aan, deelnemen in, een bijdrage leveren aan, mededelen, meedelen, meedoen, meedoen aan, meewerken aan, participeren in, tegemoetkomen in de kosten, zich opgeven voor[Dérivé]
bedienen, bijstaan, gerieven, helpen, hulp verlenen, meehelpen, meewerken, pousseren, van dienst zijn, vooruithelpen[PersonneQui~]
assistent (n.)
begeleider, geleider, geleidster[Hyper.]
assistent (n.)
adjoint (fr)[Classe]
appui, soutien, support matériel (fr)[Classe...]
assisteren, bijstaan, gerug(ge)steund, geruggensteund, geruggesteund, gerugsteund, ruggensteunen, ruggesteunen, rugsteunen - bedienen, bijstaan, gerieven, helpen, hulp verlenen, meehelpen, meewerken, pousseren, van dienst zijn, vooruithelpen - bijdragen aan, bijdragen in, bijdragen tot, deelnemen aan, deelnemen in, een bijdrage leveren aan, mededelen, meedelen, meedoen, meedoen aan, meewerken aan, participeren in, tegemoetkomen in de kosten, zich opgeven voor - ondersteunen, onderstutten, staan, steunen - adjunct-, adjunkt-, behulpzaam, helpend[Dérivé]
assistent (n.)
Contenido de sensagent
computado en 0,047s