Publicitad D▼
bedrieger
afzetter, boef, flessentrekker, fraudeur, jokkebrok, knoeier, liegbeest, oplichter, schelm, zwendelaar
bedrieger (n.)
flessentrekker, kwartjesvinder, nepper, oplichter, volksverlakker
bedrieger (n.m.)
bedriegster, flessentrekker, fraudeur, kroonpretendent, kwartjesvinder, nepper, oplichter, troonpretendent
Publicidad ▼
Ver también
bedrieger (n.m.)
↗ bedonderen, bedotten, beduvelen, belazeren, besodemieteren, bezwendelen, dubbel spel spelen met, foppen, iemand om de tuin leiden, kattekwaad uithalen, misleiden, om de tuin leiden, op het verkeerde been zetten, oplichten, te slim af zijn, uithalen, valsspelen, van de wijs brengen, voor de gek houden
bedrieger (m. s.)
jokkebrok; leugenaar; leugenaarster; draaier; liegbeest[Classe]
bedrieger; bedriegster; fraudeur; kroonpretendent; troonpretendent; flessentrekker; kwartjesvinder; nepper; oplichter[ClasseHyper.]
bedrieger, flessentrekker, kwartjesvinder, nepper, oplichter, volksverlakker[Hyper.]
doen alsof, doorgaan, gelden, heten, huichelen, simuleren, veinzen, voorwenden - kletsen, nonsens verkopen, onzin praten, zijn mond voorbij praten - vervalsen - acteren - fingeren, simuleren, veinzen, voorgeven, vooropstellen, voorwenden - manipuleren, namaken, zwendelen - fictief, fictieve, fiktief, gefingeerd, gehuicheld, gemaakt, geveinsd, onecht, schijn{#169}, vals, voorgewend - nagemaakt, namaak-, onecht, vals[Dérivé]
bedrieger (n.)
bedrijver, dader, overtreder, pleger, schuldige[Hyper.]
bedonderen, bedriegen, beduvelen, belazeren, besjoemelen, besodemieteren, kloten, naaien, oetsen, verlakken, vernachelen, verneuken, verneuriën - afzetten, oplichten - afzetten, bedriegen, oplichten - bedriegen, bedrog plegen, spieken, vals spelen - verdrijven - kunstje, streek - streek[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,094s