Publicitad R▼
beetnemen
afzetten, bedotten, bedriegen, beduvelen, beethebben, belazeren, foppen, grijpen, inpalmen, vastpakken, verlakken, vernachelen
beetnemen (v. trans.)
bedotten, beetkrijgen, beetpakken, foppen, graaien, grabbelen, grijpen, grissen, inlappen, pakken, vangen, vastgrijpen, vastpakken, vatten
Publicidad ▼
Ver también
beetnemen (n.)
beetnemen (v.)
avoir la propriété de, être propriétaire de (fr)[ClasseHyper.]
beetnemen (v.)
gelaatstrek, trek - eigenschap, feature, kenmerk, kenteken[Dérivé]
bedriegen, beetnemen, beschikken, bestaan uit, bezitten, bij de neus nemen, disponeren, hebben, tellen, voeren - achterhouden, bedriegen, beetnemen, beschikken, bezitten, bij de neus nemen, de beschikking hebben over, disponeren, hebben, in bezit hebben, in bezit houden, in eigendom hebben, in het bezit zijn van, tellen[Domaine]
beetnemen (v. tr.)
(vuistslag; stomp)[Thème]
(kracht)[Caract.]
beetnemen (v. tr.)
prendre (fr)[Classe]
beetnemen (v. tr.)
aangrijpen, aannemen, aanpakken, aanvatten, nemen, pakken[Hyper.]
begrijp - greep, grip[Dérivé]
beetnemen (v. tr.)
proférer un ou des mensonges (fr)[Classe]
induire en erreur (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s