Definición y significado de bewegen

verhangen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; verleggen[Classe]

beweging, omzetting, stroming, translocatie, transpositie, verplaatsing - bewegingsstijl - verhuisbedrijf, verhuizer - verhuizer - beweegbaar, vervoerbaar - movable (en)[Dérivé]

omgooien[Cause]

bewegen, doorreizen, gaan, koersen, tijgen, voortbewegen[Domaine]

faire jaillir, projeter avec force (fr)[Classe...]

lancement spatial (fr)[termes liés]

bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten - omgooien[Hyper.]

aandrijving, stuwing, stuwkracht - aanmoediging, impuls, opwekking, prikkel, puls, stimulans - impeller - luchtschroef, propeller, schroef, schroeflijn - drijfkracht - voortdrijvend - bewegend, verplaatsend[Dérivé]

communiquer une émotion plutôt vive, émouvoir (fr)[Classe]

(elokwentie; eloquentie; welbespraaktheid; zeggingskracht; elocutie; flux de bouche; welsprekendheid)[termes liés]

aangedaan zijn, bewegen, frapperen, raken, roeren, treffen[Hyper.]

inspiration, stirring (en) - stir (en)[Dérivé]

begeesteren, doen, enthousiasmeren, leiden, maken, motiveren, nemen, opwarmen, teweegbrengen, veroorzaken[Hyper.]

overreding, persuasie - overreder - persuasive (en) - convincible, persuadable, persuasible, suasible (en)[Dérivé]

afbrengen van, afschrikken, uit het hoofd praten[Ant.]

ontmoeting, treffen - samenkomst - beraadslaging, beraadslagingen, deliberatie, dialoog, huisvergadering, overleg - aanwezige[Dérivé]

faire référence à qqch (fr)[Classe]

denotatie - bewijskracht, toepasselijkheid - gepast, geschikt, goed, juist, passend, toepasselijk[Dérivé]

aanroeren, aanstippen, zinspelen[Domaine]

bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Hyper.]

opschuiving, verplaatsing, verschuiving[Dérivé]

aangedaan zijn, bewegen, frapperen, raken, roeren, treffen[Hyper.]

aanzetten, begeesteren, bewegen tot, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen, voortdrijven[Domaine]

remuer vivement en divers sens (fr)[Classe]

faire bouger (fr)[Classe...]

jeu de dés (fr)[DomaineCollocation]

bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Hyper.]

stirrer (en)[Dérivé]

remuer le corps (fr)[Classe]

bewegen; zich bewegen[ClasseHyper.]

remuer le corps (fr)[Classe]

beweging, omzetting, stroming, translocatie, transpositie, verplaatsing - motoriek, voortbewegen, voortbeweging - motoriek - actie, beweging - change of location, travel (en) - reiziger - mover (en) - bewegings-[Dérivé]

bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Domaine]

stay in place (en)[Ant.]

bepalen, regulariseren[Hyper.]

aandrang, aandrift, geneigdheid, inclinatie, neiging - neiging[Dérivé]

afkerig maken[Ant.]

zwaaien[Hyper.]

flicker, flutter, waver (en) - flutter, hartklopping, het fladderen, het klapperen, klop, kloppen, klopping[Dérivé]

fluctueren, gewijzigd, herscheppen, modificeren, muteren, variëren, veranderen, wijzigen, wisselen[Hyper.]

étonner (fr)[Classe...]

troubler quelqu'un (fr)[Classe]

attention (esprit) (fr)[DomaineCollocation]

bewogenheid, emotie, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, getroffenheid, ontroering - treffend - emotioneel - imponerend, imposant, indrukwekkend - makkelijk beïnvloedbaar, ontvankelijk[Dérivé]

aanzetten, begeesteren, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen, voortdrijven - come to, hit, strike (en)[Domaine]

aanvoelen, beleven, doorstaan, ervaren, gevoelen, gewaarworden, ondervinden, ontmoeten, toedragen, voelen[Cause]

te voet gaan; loop; met de benenwagen gaan[Classe]

se déplacer (pour un bateau) (fr)[Classe]

bewegen; zich bewegen[ClasseHyper.]

(ruiter; paardrijdster; kunstrijder; paardrijder)[termes liés]

faire des manœuvres (soldat) (fr)[DomainRegistre]

faire bouger (fr)[Classe]

verhangen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; verleggen[Classe]