Publicitad R▼
calificar (v.)
bepalen, zich noemen, kwalificeren, betitelen, qualificeren, keuren, klasseren, plaatsen, noemen, een naam geven, corrigeren, een cijfer geven, verbeteren
calificado (adj.)
gediplomeerd, kompetent, vakkundig, ter zake kundig, deskundig, competent, bekwaam, kundig, goed in iets, passend, behendig, vaardig, goed, bevoegd, bestempeld, geëtiketteerd
calificado (n.)
gediplomeerde, afgestudeerde, oud-leerling, ouderejaars, ouderejaarsstudent
calificar de (v.)
calificar de inservible (v.)
afkeuren, afstemmen, droogleggen, niet toelaten, ongeschikt verklaren, van de hand slaan, van de hand wijzen, verbieden, veteren
no calificado (adj.)
Publicidad ▼
Ver también
calificar (v. trans.)
↘ denominación, designación, nombramiento ↗ nombre ≠ descalificar
calificado (adj.)
↘ calificada, diplomada, diplomado, entendidamente, experimentado, experta, expertamente, experto, graduado, licenciado, tasador, tasadora, titulada, titulado ↗ certificación, certificado, diploma
calificar (v.)
preparar[Hyper.]
compilador, compiladora, redactor, redactora - subeditor[Dérivé]
calificar (v.)
calificar (v. tr.)
designar, pronunciar[Hyper.]
aptitud, capacidad - calibre, calidad, cualidad[Dérivé]
descalificar[Ant.]
calificar (v. tr.)
apellidar[ClasseHyper.]
llamar; denominar; dar nombre a; calificar; apellidar[ClasseHyper.]
nombre[GenV+comp]
calificar (v. tr.)
caracterizar - dejar ver, revelar[Hyper.]
stamp (en) - cast, mold, mould, stamp (en)[Dérivé]
calificado (adj.)
compétent (fr)[Classe]
calificado (adj.)
qui a acquis une grande expérience (fr)[Classe]
compétent (fr)[Classe]
calificado (adj.)
calificado (s.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,063s