Publicitad R▼
comandante (n.)
commandant, gezagvoerder, gezagvoerster, captain, legeraanvoerder, splitshamer, legerbevelhebber, legercommandant, legerleider, veldheer, luitenant-ter-zee, afstudeerrichting, dur, hoofdstudie, hoofdvak, hoofdvakstudent, maj., majeur, majoor
comandante (n.) (ejército)
bevelhebber (armee;heer), commandant (armee;heer), majoor, bevelvoerder, veldheer, kommandant, opperbevelhebber, commandante, overste
comandante (n.) (marina;pilotaje)
gezagvoerder (stuurmanskunst;navigatie)
comandante en jefe (n.)
comandante en jefe (n.) (ejército)
opperbevelhebber (armee;heer)
Publicidad ▼
Ver también
comandante (n.m.)
↗ dar orden de, dar órdenes, mandar, mangonear, marimandonear, ordenar
comandante (n.)
comandante (n.)
officier supérieur : mer (fr)[Classe]
comandante (n.)
officier général : air (fr)[Classe]
comandante (s.)
piloto[Hyper.]
capitanía, maestría[Dérivé]
comandante (s.) [marina , pilotaje]
comandante (s.) [ejército]
officier supérieur : terre (fr)[ClasseParExt.]
officier supérieur : air (fr)[ClasseParExt.]
officier supérieur (fr)[Classe]
général (officier) (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s