Publicitad R▼
desechar (v.)
van zich afzetten, afdanken, afhameren, opruimen, weggooien, wegwerpen, wegsmijten, dumpen, uitgooien, aan de kant zetten, wegdoen, afkeuren, van de hand slaan, van de hand wijzen, afstemmen, niet toelaten, verbieden, veteren, droogleggen, zich uit het hoofd zetten, uit zijn geheugen bannen, afwijzen, wraken, lozen, overboord werpen, schipbreuk lijden, paaien, een eind maken aan
Publicidad ▼
Ver también
desechar
↘ denegación ≠ aceptar, admitir, conceder, suponer
desechar
estimar, juzgar, opinar, pronunciar sentencia sobre[Hyper.]
rechazo, repulsión - rejective (en)[Dérivé]
aceptar[Ant.]
desechar (v.)
desechar (v.)
desechar (v.)
desechar (v. tr.)
desechar (v. tr.)
denegar; rechazar; rehusar[Classe]
rejeter, ne pas inclure (fr)[Classe]
desechar (v. tr.)
desechar (v. tr.)
repousser quelqu'un (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s