Definición y significado de despacho

despachar (v.)

afhandelen, afwikkelen, expediëren, verzenden, wegsturen, liquideren, uit de weg ruimen, inklaren, uitklaren, vermoorden, moorden, van kant maken, likwideren, koud maken, om zeep helpen, doden, uitvoeren, ontslaan, op straat zetten, eruitgooien, de laan uitsturen, afzetten, wegwuiven, wippen, afschaffen, de bons geven, krijgen, afzenden, insturen, inzenden, opsturen, rondsturen, rondzenden, versturen, zenden, sturen, uitzenden, opsturen,, opleveren, afleveren, leveren, bestellen, afgeven, droppen, inleveren, bezorgen, verwijzen, gooien, afschepen, renonceren, afstaan, opgeven, rommelen, rondscharrelen, scharrelen, zaken doen, dokken, over de brug komen, overhandigen, uitleveren, overgeven, overleveren, uitspreken, aangeven, ergens inwerken, ergens uitwerken, zich weghaasten

despachar ()

wegsturen, opeten, opvreten, verorberen, verschalken, dooreten, opsnoepen, opmaken, opgebruiken, korte metten maken met

despacho (n.)

bureau, kantoor, werkkamer, werkruimte, betaling, verrekening, vereffening, afrekening, uitbetaling, bekostiging, beloning, uitzenden, het wegsturen, sturen, inzending, zending, verzakking, vestigingsplaats, zakenadres

despacho ()

studeervertrek, studeerkamer

despachar en la aduana (v.)

inklaren, uitklaren

despacho cablegráfico (n.)

kabel, kabelgram  (oud), kabeltelegram  (oud), telegram

despacho de aduanas (n.)

inklaring, klaring, uitklaring

despacho de bebidas (n.)

bar, café, kajuit, kroeg, saloon, tapperij, taveerne, zaal

despacho telegráfico (n.)

telegram

mesa de despacho (n.)

bureau, schrijftafel