Publicitad R▼
dommigheid (n.f.)
blooper, blunder, broddelwerk, domheid, dwaasheid, enormiteit, ezelachtigheid, flater, flauwheid, flauwigheid, flodderwerk, gebroddel, gehaspel, gekloot, geklungel, geknoei, gemier, gemodder, gepruts, gestumper, giller, kladwerk, klungelwerk, knoeiwerk, knutselwerk, kolder, kwatsch, lapwerk, misgreep, misser, misslag, onzin, prulwerk, prutswerk, quatsch, roffelwerk, stomheid, stommigheid, stommiteit, stupiditeit, uitglijder, zeperd, miskleun (gemeenzaam)
Publicidad ▼
dommigheid (v. s.)
plaisanterie parlée (fr)[Classe]
propos, ce qu'on dit (paroles ou écrits) (fr)[Classe]
affaire sans importance (fr)[Classe]
chose insignifiante (fr)[ClasseParExt.]
parole sotte (fr)[Classe]
idée sotte, idiote, stupide (fr)[Classe]
action sotte ou maladroite (fr)[Classe]
dommigheid (v. s.)
action sotte ou maladroite (fr)[Classe]
bousiller (fr)[Nominalisation]
abuis, blunder, fout, misgreep, misslag, misverstand, vergissing[Hyper.]
klungelen, verknoeien - aanmodderen, aanrommelen, afgaan, bederven, blameren, er een potje van maken, klungelen, klunzen, knoeien, mispeuteren, opschudden, opzetten, prutsen, rommelen, rotzooien, schutteren, stuntelen, verbroddelen, verbrodden, verbruien, vergallen, verhaspelen, verknallen, verknoeien, verknollen, verpesten, verprutsen, versjteren, verstieren, verzieken - blunderen, een bok schieten, een flater slaan, misdoen, misdrijven, miskleunen, strompelen - botchy, butcherly, unskillful (en)[Dérivé]
Contenido de sensagent
computado en 0,031s