einmischen : traducción de einmischen (alemán) en neerlandés


   Publicitad D▼


 » 
alemán árabe búlgaro checo chino coreano croata danés eslovaco esloveno español estonio farsi finlandés francés griego hebreo hindù húngaro indonesio inglés islandés italiano japonés letón lituano malgache neerlandés noruego polaco portugués rumano ruso serbio sueco tailandès turco vietnamita
alemán árabe búlgaro checo chino coreano croata danés eslovaco esloveno español estonio farsi finlandés francés griego hebreo hindù húngaro indonesio inglés islandés italiano japonés letón lituano malgache neerlandés noruego polaco portugués rumano ruso serbio sueco tailandès turco vietnamita

Definición y significado de einmischen

Traducción

einen ()

één, een

auf der einen Seite (adv.)

aan de ene kant

einen Alptraum haben (v.)

een nachtmerrie hebben

einen Appell richten an (v.) (+ accusatif)

appelleren, appelleren aan, een beroep doen op, in beroep gaan  (jurisprudence), in beroep gaan tegen  (jurisprudence), in hoger beroep gaan  (jurisprudence), inschakelen

einen Augenblick lang (adv.)

een moment lang, een ogenblik lang, even, kort

einen Bären aufbinden (v.) (+ datif)

op de mouw spelden

einen Bärenhunger haben (v.)

hongeren, rammelen van de honger

einen Bauch ansetzen (v.)

een buikje krijgen

einen Besuch abstatten (v.)

een bezoek brengen, een tegenbezoek brengen

einen Bogen machen um

met een grote boog omheen lopen

einen Denkzettel verpassen (v.) (+ datif)

afrossen, beurs slaan  (gemeenzaam), bont en blauw slaan  (gemeenzaam), de les lezen, een lesje leren, ranselen

einen Diener machen (v.)

buigen, een buiging maken, nijgen  (oud)

einen Dienst erweisen (v.)

een dienst bewijzen, van dienst zijn

einen draufmachen (v.)

aan de zwier gaan

einen Eid ablegen (v.)

een eed afleggen

einen Eid abnehmen (v.)

beëdigen, een eed afnemen

einen Eid leisten (v.)

een eed afleggen

einen Einbruch verüben (v.)

een inbraak plegen, inbreken

einen fahren lassen (v.) (zwanglos)

een scheet laten  (plat;ongepast), een wind laten, er eentje laten gaan  (informeel), er eentje laten vliegen  (informeel), meuren, rotten, ruften, scheet laten, veesten, winden laten

einen Fehler begehen (v.)

een fout maken, een vergissing maken, in de fout gaan  (gemeenzaam)

einen Fehler machen (v.)

een fout maken, een vergissing maken, in de fout gaan  (gemeenzaam)

einen Fehltritt begehen (v.)

dolen, dwalen, een zonde begaan, ontsporen, zondigen

einen fliegen lassen (v.) (zwanglos)

een scheet laten  (plat;ongepast), een wind laten, er eentje laten gaan  (informeel), er eentje laten vliegen  (informeel), meuren, rotten, ruften, scheet laten, veesten, winden laten

einen Fluch ausstoßen gegen (v.)

een vloek uitspreken over, verdoemen, vervloeken, verwensen

einen Freudenruf ausstoßen (v.)

jubelen, juichen, vreugdekreten slaken

einen Freudenschrei ausstoßen (v.)

jubelen, juichen, vreugdekreten slaken

einen Fußboden legen (v.)

bevloeren, een vloer leggen

einen Fußtritt versetzen (v.)

een schop geven, een trap geven, schoppen, stampen, trappen

einen Gefallen tun (v.)

van dienst zijn

einen Gefallen tun (v.) (+ datif)

een plezier doen, plezier doen

einen Gegenbesuch machen (v.)

een bezoek brengen, een tegenbezoek brengen

einen gehen lassen (v.) (zwanglos)

een scheet laten  (plat;ongepast), een wind laten, er eentje laten gaan  (informeel), er eentje laten vliegen  (informeel), meuren, rotten, ruften, scheet laten, veesten, winden laten

einen großen Mund haben (v.)

een grote mond geven, een grote mond hebben

einen Hexenschuß bekommen (v.)

door zijn rug gaan, zich vertillen

einen Irrtum begehen (v.)

een fout maken, een vergissing maken, in de fout gaan  (gemeenzaam)

einen klaren Kopf behalten

bij elkaar zijn verstand houden

einen Kniefall machen (v.)

een knieval doen, knielen, neerknielen, neervallen

einen Knollen aufbrummen (v.) (zwanglos)

beboeten, bekeuren, een bekeuring geven, op de bon slingeren  (informeel), prenten, verbaliseren

einen Knoten machen in (v.) (+ accusatif)

een knoop leggen in

einen Knoten schlingen in (v.) (+ accusatif)

een knoop leggen in

einen Kompromiß schließen mit (v.) (+ datif)

een kompromis sluiten met, tot een vergelijk komen met

einen Kopfball machen (v.)

een kopbal maken, een kopstoot maken, koppen

einen Kopfsprung machen (v.)

duiken, een duik nemen

einen Kopfstoß machen (v.)

een kopbal maken, een kopstoot maken, koppen

einen Kredit gewähren (v.)

een lening verstrekken

einen Kuß geben (v.)

een kus geven, een zoen geven

einen Maulkorb anlegen (v.)

muilkorven

einen Maulkorb anlegen (v.) (+ datif)

muilkorven

einen Maulkorb umbinden (v.) (+ datif)

muilkorven

einen Maulkorb vorbinden (v.) (+ datif)

muilkorven

einen Moment lang (adv.)

een moment lang, een ogenblik lang, even, kort

einen neuen Anfang machen (v.)

met een schone lei beginnen

einen Pakt abschließen mit (v.) (+ datif)

een pact sluiten met, een pakt sluiten met

einen Pakt schließen mit (v.) (+ datif)

een pact sluiten met, een pakt sluiten met

einen Plan ausarbeiten (v.)

een plan uitwerken

einen Plan erarbeiten (v.)

een plan uitwerken

einen Plan erstellen (v.)

een plan uitwerken

einen Plan machen (v.)

een plan maken van

einen Preis verleihen (v.)

een prijs toekennen

einen Pump aufnehmen bei (v.) (Gesprächs.)

lenen van, te leen krijgen van

einen Rat erteilen (v.)

advies geven, raad geven

einen Rat geben (v.)

advies geven, raad geven

einen Riegel vorschieben (v.) (+ datif)

dwarsbomen, een stokje steken voor, verijdelen

einen Rückstand aufholen (v.)

een achterstand inlopen, een achterstand wegwerken

einen Rückstand wettmachen (v.)

een achterstand inlopen, een achterstand wegwerken

einen Rückzieher machen (v.)

bakzeil halen, terugkrabbelen

einen Schlenker machen (v.)

een omweg maken, omrijden

einen Schnupfen bekommen (v.)

een kou oplopen, kouvatten, kou vatten

einen Schnupfen haben (v.)

verkouden zijn

einen Schnupfen holen (v.)

een kou oplopen, kouvatten, kou vatten

einen Schwur ablegen (v.)

een eed afleggen

einen Schwur leisten (v.)

een eed afleggen

einen Seitensprung machen (v.) (Gesprächs.)

een slippertje maken  (gemeenzaam), vreemdgaan

einen Seufzer ausstoßen (v.)

een zucht slaken

einen Steinwurf weit (adv.)

op een steenworp afstand

einen Steinwurf weit entfernt (adv.)

op een steenworp afstand

einen Stempel anbringen auf (v.) (+ accusatif)

een stempel zetten op, stempelen

einen Stempel setzen auf (v.) (+ accusatif)

een stempel zetten op, stempelen

einen Strafzettel erteilen (v.)

beboeten, bekeuren, een bekeuring geven, op de bon slingeren  (informeel), prenten, verbaliseren

einen Strich ziehen (v.)

strepen

einen Striptease hinlegen (v.)

een striptease opvoeren, strippen

einen Tag um den anderen (adv.)

om de andere dag

einen Termin festlegen (v.)

afspreken met, een afspraak maken met

einen Termin festlegen bei (v.) (+ datif)

een afspraak maken bij

einen Toast ausbringen auf (v.) (+ accusatif)

een toost uitbrengen op

einen Traum haben (v.)

een droom hebben

einen Trinkspruch ausbringen auf (v.) (+ accusatif)

een toost uitbrengen op

einen Trinkspruch halten auf (v.) (+ accusatif)

een toost uitbrengen op

einen Tritt versetzen (v.)

een schop geven, een trap geven, schoppen, stampen, trappen

einen Umweg fahren (v.)

een omweg maken, omrijden

einen Umweg machen (v.)

een omweg maken, omrijden

einen Unfall haben (v.)

een ongeluk hebben, een ongeval hebben

einen Unterschied machen (v.)

verschillend behandelen

einen Vergleich anstellen zwischen (v.) (+ datif)

een vergelijking trekken tussen

einen Vergleich treffen (v.)

een schikking treffen

einen Vergleich treffen mit (v.) (+ datif)

een kompromis sluiten met, tot een vergelijk komen met

einen Vortrag halten (v.)

een lezing houden

einen Walzer tanzen (v.)

meetronen, walsen

einen Weg zurücklegen (v.)

een afstand afleggen

einen Wirbel schlagen (v.)

roffelen, trommelen

   Publicidad ▼

Ver también

Mischen (n.)

melieren

Diccionario analógico






Mischen (n.) [pejorative]



mischen (v.)

vergrÖßern[Hyper.]

Mischen - Mischung - mischbar[Dérivé]



mischen (v.)



mischen (v. tr.)

pétrir (fr)[Classe]



   Publicidad ▼

 

todas las traducciones de einmischen

definición y sinónimos de einmischen


Contenido de sensagent

  • traducción
  • definiciones
  • sinónimos
  • antónimos
  • enciclopedia

 

4900 visitantes en línea

computado en 0,187s