Publicitad R▼
flatteren
flatteren (v.)
aanpappen met, iemands hielen likken, iemand vleien, pluimstrijken, stroopsmeren, versieren, vleien, de hielen likken van (informeel), slijmen (gemeenzaam)
Publicidad ▼
Ver también
flatteren (v.)
↘ flatteus, vleiend ≠ depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen
flatteren (v.)
aanbevelen, aanprijzen, loven, prijzen, recommanderen, roemen, zegenen[Hyper.]
flemerij, gefleem, geflikflooi, getortel, gevrij, liefdespel, liefdesspel, vrijpartij - vleierij - gevlei, vleierij - fleemster, vleier, vleister[Dérivé]
depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen[Ant.]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s