Publicitad D▼
kletteren (v.)
gieten, hozen, pijpenstelen regenen, pijpestelen regenen, plasregenen, plensregenen, plenzen, regenen dat het giet, rikketikken, sausen, slagregenen, storten, stortregenen, striemen, trippelen, zeiken (informeel)
kletteren (v. intr.)
afdalen, afgaan, bergbeklimmen, bliksemen, dalen, donderen, donderstralen, duvelen, flikkeren, klakken, klikken, kukelen, lazeren, mieteren, neerkletteren, ploffen, rammelen, rikketikken, sodemieteren, tikken, tiktakken, vallen, zakken
Publicidad ▼
Ver también
kletteren (n.)
rumoerigheid; luidruchtigheid[Classe]
(wapen; wapens)[termes liés]
kletteren (v.)
kletteren (v.)
klinken, laten horen, uitklinken[Hyper.]
patter (en) - getik[Dérivé]
kletteren (v.)
pleuvoir fort et beaucoup (fr)[Classe]
kletteren (v. intr.)
kletteren (v. intr.)
kletteren (v. intr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s