Publicitad E▼
lazeren (v.)
afdalen, afgaan, bliksemen, bowlen, dalen, donderen, donderstralen, duvelen, emmeren, flikkeren, gooien, griepen, jenzen, kegelen, keilen, kieperen, kletteren, knikkeren, kogelen, kukelen, kwakken, mauwen, meieren, mekken, mekkeren, mieren, mieteren, mikken, neerkletteren, neuzelen, omhooggooien, piepen, pitchen, ploffen, plompen, reutelen, smijten, sodemieteren, soebatten, vallen, werpen, zakken, zaniken, zeiken, zemelen, zemelknopen, zeuren, zeveren, zieken, zwiepen
Publicidad ▼
Ver también
lazeren (v.)
≠ klimmen, omhooggaan, omhoogkomen, opgaan, opkomen, optrekken, opvaren, stijgen
lazeren (v.)
lazeren (v.)
lazeren (v.)
aandrijven, bewegen, stuwen, voortbewegen[Hyper.]
gooi, worp - thrower (en)[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s