Publicitad R▼
llevarse (v.)
meenemen, te pakken krijgen, innemen, overmeesteren, bemachtigen, zich in het bezit stellen van, beethebben, beethouden, vasthouden, inpikken, wegnemen, wegspoelen, afhalen, losmaken, nemen, ontdoen, wegdoen, verwijderen, weghalen
llevarse ()
bekruipen, heenvoeren, wegdragen, wegleiden, wegslepen, wegvoeren, graaien, grissen, meepakken, grijpen, vastpakken, oppikken, bemachtigen, vegen, stelen, heimelijk doen, gaan met er vandoor, er vndoor gaan
llevarse bien (con)
llevarse bien (con) (v.)
llevarse bien con (v.)
accorderen met, akkorderen met, goed kunnen omgaan met, harmoniëren met, opschieten, overeenkomen
llevarse un chasco (v.)
llevarse un susto (v.)
llevarse un susto mortal (v.)
Publicidad ▼
Ver también
llevarse
≠ coger, ir a buscar, ir por, llevar, pasarse sin, prescindir, privarse, renunciar, traer
llevarse
llevarse
llevarse
llevarse
voler (prendre à autrui) (fr)[Classe]
llevarse (v.)
llevarse, quitar, sacar[Hyper.]
llevarse (v.)
ir, marchar, partir[Hyper.]
llevarse (v.)
llevarse (v.)
llevarse (v.)
mover, moverse, trasladar[Hyper.]
fill, occupy, take (en)[Domaine]
llevarse (v.)
llevarse (v.)
faire perdre telle propriété à qqch (fr)[ClasseHyper.]
regreso, retirada - eliminación - remover (en)[Dérivé]
llevarse (v. tr.)
llevarse (v. tr.)
prendre possession d'un lieu (fr)[ClasseParExt.]
llevarse (v. tr.)
dar, regalar[Ant.]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s