Publicitad R▼
managen
managen (v.)
administreren, afdraaien, afspelen, behalen, behandelen, beheren, bestieren, besturen, bevelen, bolwerken, de leiding hebben over, dirigeren, draaien, fiksen, halen, klaarspelen, klaren, koersen, lappen, leiden, opknappen, organiseren, regelen, reguleren, ritselen, rooien, slagen, slagen in, sturen, uitgaan, versieren, voor elkaar krijgen, zorgen
Publicidad ▼
Ver también
managen (v.)
↘ aanvoering, administratie, beheer, besturen, bestuur, directie, het regeren, leiderschap, leiding, management, toediening
managen (v.)
control (en) - bevel - legeraanvoerder, legerbevelhebber, legercommandant, legerleider, splitshamer, veldheer - aanvoerder, aanvoerster, baas, bazin, chef, cheffin, hoofd, leider, leidster - legeraanvoerder, legerbevelhebber, legercommandant, legerleider, luitenant-ter-zee, splitshamer, veldheer - bevelhebber, bevelvoerder, commandant, commandante, kommandant, majoor, opperbevelhebber, overste, veldheer - controller, restrainer (en) - command (en)[Dérivé]
managen (v.)
managen (v.)
leiden, regisseren[Hyper.]
werking - operation (en) - running (en) - computeroperator, operator, procesoperator[Dérivé]
managen (v.)
légiférer (fr)[Classe]
administrer (fr)[Classe]
adm., administratie, regulatie - administratie, beheer, landsregering, overheidsdienst, regering - administrateur, administratrice, beheerder, beheerster, bestuurder, bestuurster, goevernante, goeverneur, gouvernante, gouverneur, kaderlid, manager, staflid - administrateur - administrateur - presidentschap, voorzittersshap - administrable (en) - administratief, bestuurlijk, bestuurs-[Dérivé]
managen (v.)
Publicidad ▼
Wikipedia - ver también
Contenido de sensagent
computado en 0,031s