Publicitad R▼
nadruk
nadruk (n.)
aandrang, accent, accentuatie, accentuering, aksent, beklemtoning, emfaze, klemtoon, klemtoonteken
nadruk (n.m.)
accent, accentuatie, accentuering, aksent, beklemtoning, benadrukking, herdruk, heruitgave, klemtoon
Publicidad ▼
Ver también
nadruk (n.m.)
↗ editie, herdrukken, heruitbrengen, nadrukken, overdrukken, reprinten, uitgaaf, uitgave
Publicidad ▼
nadruk (m. s.) [linguïstiek]
articulatie; artikulatie; uitspraak[Classe]
(articulatie; artikulatie; uitspraak), (stem; stemgebruik; stemvorming; vocalisatie; stemgeluid)[termes liés]
(streek; gouw; regio; gebied; landstreek; gewest)[termes liés]
dictie, uitspraak, zegging[Hyper.]
accentueren, beklemtonen[Dérivé]
nadruk (m. s.)
articulatie; artikulatie; uitspraak[Classe]
klem; kracht; nadruk[Classe]
accentuer (fr)[Nominalisation]
actie, aktie, handeling, rechtshandeling, verrichting[Hyper.]
aanzetten, accentueren, beklemtonen, benadrukken, betonen, doen uitkomen, hameren, nadruk leggen op de, onderlijnen, onderstrepen, profileren, tamboereren, zichtbaar maken - accentueren, aksentueren, beklemtonen, benadrukken, betonen, de nadruk leggen op, klemtoon leggen op, onderstrepen[Dérivé]
nadruk (m. s.)
texte édité une nouvelle fois (fr)[Classe]
editie, uitgaaf, uitgave[A Nouveau]
rééditer (fr)[Nominalisation]
publicatie, publikatie, uitgave[Hyper.]
herdrukken, heruitbrengen, nadrukken, overdrukken, reprinten[Nominalisation]
nadruk (n.)
nadruk (n.)
nadruk (n.)
Contenido de sensagent
computado en 0,031s