Publicitad D▼
natnek (n.)
alcoholica, alcoholicus, alcoholist, alcoholiste, alcoholverslaafde, alkoholist, alkoholiste, drankorgel, drankverslaafde, drankzuchtige, drinkebroer, drinker, drinkster, dronkaard, dronkelap, dronkeman, kannekijker, kannenkijker, luierbroekje, nathals, pimpelaar, probleemdrinker, spons, zatlap (gemeenzaam), zuiper (gemeenzaam), zuiplap (gemeenzaam), zuipschuit (gemeenzaam), zuipster (gemeenzaam)
Publicidad ▼
Ver también
natnek (n.)
↘ alcoholprobleem, drankprobleem, drinkgewoonte ↗ alcoholisme, alkoholisme, bedrinken, beschonken, bezatten, bezopen, bezuipen, dipsomanie, doorhalen, doorzakken, dronken, dronken worden, ladderzat, onder invloed, pimpelen, straalbezopen, tanken, zat, zich bedrinken, zich bezatten, zich bezuipen, zuipen
natnek (n.)
personne malade (fr)[Classe...]
éthylisme (fr)[Dérivé]
éthylique (fr) - alcoolique, alcoolo (fr)[CeQuiEst~]
dronkaard[Hyper.]
beschonken, bezopen, dronken, ladderzat, onder invloed, straalbezopen, zat[CeQuiEst~]
alcoholisme, alkoholisme, dipsomanie, drankzucht - doorhalen, doorzakken, drinken, zuipen - bedrinken, bezatten, bezuipen, doorhalen, doorzakken, dronken worden, pimpelen, tanken, zich bedrinken, zich bezatten, zich bezuipen, zuipen - alcoholisch[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s