Publicitad R▼
neerzakken
neerzakken (v.)
dumpen, neergooien, neerploffen, neervallen, neerwerpen, neerzinken, ploffen, storten
Publicidad ▼
neerzakken (v.)
droppen, laten, laten vallen[Hyper.]
neerzakken (v.)
neerpoten, neerzetten, planten, poten, zetten[Hyper.]
plonk (en)[Dérivé]
neerzakken (v.)
droppen, laten, laten vallen[Hyper.]
plof[Dérivé]
Contenido de sensagent
computado en 0,780s