Publicitad E▼
onheil
catastrofe, kwaad, nood, ongeluk, ramp, rampspoed, tegenspoed
onheil (n. neu.)
calamiteit, cataclysme, catastrofe, conflagratie, drama, ellende, euvel, kanker, katastrofe, kwaad, ongeluk, pech, ramp, rampspoed, strop, tegenspoed, tragedie, tragiek, treurspel, wereldbrand
Publicidad ▼
Ver también
onheil (n. neu.)
↘ catastrofaal, desastreus, droevig, fataal, fatale, katastrofaal, niet gelukkig, onfortuinlijk, ongelukkig, pech hebben, pech hebbend, rampspoedig, rampzalig ≠ goed, goede
Publicidad ▼
onheil (n.)
hasard (fr)[Classe]
ongelukje; accident; ongeluk; ongeval[Classe]
soudain et imprévu (fr)[Caract.]
importun (fr)[termes liés]
onheil (n.)
onheil (n.)
slechtheid[Hyper.]
onheil (n.)
tegenspoed; pech[ClasseHyper.]
lot; fataliteit; noodlottigheid[Classe]
onheil (n.)
onheil (n.)
Contenido de sensagent
computado en 0,031s