Publicitad R▼
opkomen
ontstaan, oprijzen, opstaan, opwellen, opzetten, rijzen, schieten, uitlopen, verdedigen, verschijnen
opkomen (n. neu.)
opkomst (théâtre)
opkomen (v.)
opkomen (v. intr.)
aanbieden, aan het licht komen, aankomen, behartigen, blijken, dichterbijkomen, dichterbij komen, genaken, in opkomst zijn, kanten, keren, kiemen, klimmen, komen, naar boven gaan, naderbij komen, naderen, naken, omhooggaan, omhoog gaan, omhoogkomen, omhoogschieten, ontkiemen, ontspruiten, ontstaan, opdagen, opduiken, opgaan, op het toneel komen, op het toneel verschijnen, opstuiten, optrekken, opvaren, opwaarts gaan, roeren, schieten, spruiten, stammen, standhouden, stijgen, teruggaan, tevoorschijn komen, te voorschijn komen, toenemen, uitkiemen, uitkomen, uitlopen, uitschieten, vechten, verschijnen, verweren, verzetten, voor de dag komen, voortkomen, voortspruiten, weerstand bieden aan, weren, wortelen, zichtbaar worden, zich tonen, zich vertonen
Publicidad ▼
Ver también
opkomen (n. neu.)
opkomen (v. intr.)
↘ ambtsaanvaarding, beklimming, bestijging, binnenkomst, dienstaanvaarding, entree, Hemelvaart, indiensttreding, intocht, intrede, invoer, opkomst, opname, opstijging, terechtkomen, toetreding, verhoging, verschijnen, verschijning, weer verschijnen ↗ bloemknop, kiem, knop ≠ afdalen, afgaan, bliksemen, capituleren, dalen, donderen, donderstralen, duvelen, flikkeren, kletteren, kukelen, lazeren, mieteren, neerkletteren, opgeven, overgeven, ploffen, sodemieteren, uitblijven, vallen, wegblijven, zakken, zich gewonnen geven,, zich overgeven aan
Publicidad ▼
opkomen (n.) [théâtre]
opkomen (v.)
devenir plus haut (fr)[Classe]
(getij; getijde; watergetij)[termes liés]
opkomen (v.)
venir à l'esprit (pour une idée) (fr)[ClasseHyper.]
opkomen (v.)
opkomen (v. intr.)
opkomen (v. intr.)
opdoemen, verschijnen, vertonen[Hyper.]
opkomen (v. intr.)
opkomen (v. intr.)
agir dans une action en cours (fr)[Classe]
théâtre (fr)[DomaineCollocation]
opkomen (v. intr.)
in militaire dienst zijn[Classe]
opkomen (v. intr.)
apparaître : devenir distinct, manifeste (fr)[Classe]
se déclarer, se dévoiler (personne) (fr)[Classe]
se montrer (fr)[Classe]
(landing)[termes liés]
opdoemen, verschijnen, vertonen[Hyper.]
open, surface (en)[Dérivé]
opkomen (v. intr.)
komen, ontspruiten, ontstaan, opkomen, stammen, voortkomen, voortspruiten[Hyper.]
creatie - afkomst, begin, Gen., genese, genesis, ontstaan, ontstaansgeschiedenis, oorsprong, oorspronkelijk, origine, wording, wordingsgeschiedenis, wordingsproces - uitgroeisel, uitwas - kiem, kiem-[Dérivé]
ontspinnen[Domaine]
opkomen (v. intr.)
bestrijden, duelleren, opboksen, optornen, tegengaan, verdedigen[Hyper.]
resistance (en) - holdout (en) - verdediger - holdout (en) - insubordinate, resistant, resistive (en)[Dérivé]
aanliggen, liggen - aanhouden, behouden, bewaren, bijhouden, gaande houden, handhaven, houden, onderhouden, uitzingen[Analogie]
capituleren, opgeven, overgeven, zich gewonnen geven,, zich overgeven aan[Ant.]
opkomen (v. intr.)
opkomen (v. intr.)
apparaître : devenir distinct, manifeste (fr)[Classe]
groeien; tieren[Classe]
(knop; bloemknop)[termes liés]
(zaadkorrel; zaadje)[termes liés]
groeien, omhoogschieten, tieren, wassen[Hyper.]
bloemknop, knop - kiem[GenV+comp]
loot, scheut, spruit, uitloper - spruit - afzetsel, loot, lot, scheut, schoot, spruit, telg, uitloper, uitspruitsel - ontkieming - knopvorming[Dérivé]
germinate (en)[Domaine]
opkomen (v. intr.)
opkomen (v. intr.)
venir qqpart, se diriger vers un lieu (fr)[Classe...]
arriver à proximité (fr)[Classe]
venir qqpart, se diriger vers un lieu, approcher (fr)[Classe]
halen, komen[Hyper.]
nabijheid, naderen, nadering - approach, approaching (en) - toegankelijk, vriendelijk[Dérivé]
tegen... lopen, tegen de... zijn - aflopen op, avanceren, doorlopen, doormarcheren, oprukken, toelopen op, voortgaan, voortschrijden, voorttrekken, vooruitgaan, zich voortbewegen[Domaine]
Contenido de sensagent
computado en 0,063s